[Willem van Ollefen]
OLLEFEN (Willem van) Caspersz. tooneeldichter uit het laatst der 18e eeuw, ijverig lid van Kunstmin spaart geen vlijt en Oefening kweekt Kunst.
Hij schreef:
Clarissa of de Mislukte Boosheid; tnsp. gevolgd naar de proza van L. van Ollefen Amst. 1784.
Het Trommelend Huisspook of de Echtgenoot waarzegger blsp. gevolgd naar het proza van Lijnslager. Ald. 1784. Ook in Tooneel en Mengelpoezy van het Genoots. onder de zinspreuk Kunstmin spaart geen vlijt D. VII.
Joachim; of de zegepraal der Ouderliefde; tnsp. Ald. 1785.
De minnaar standbeeld, zangsp. gev. n.h. Fr. Ald. 1794.
De jaloersche tegen dank, tnsp. n.h. Fr. Ald. 1798.
De onstuimige avond, tnsp. met zang n.h. Fr. Ald. 1799.
Willem de Vijfde, Prins van Oranje enz. tnsp. geschikt voor de opvoeding der jeugd. Amsterd. 2 kl. 8.
Mevrouw Bentinck enz. tnsp. Amst. 1782 met pl. gr. 8.
De gewaande Koetsier, klsp. n.h. Fr. van Hauteroche. Amsterd. 1811 8.
Van der Aa vermeldt een zijne stukjes voorkomende in kleine Dichterlijke Handschriften getiteld de Mensch, overigens leest men van hem:
Proeve van Muzikale Uitspanningen.
Vrije gedagten over de grijsheit en het graf in dichtkunst voorgesteld. Amsterd. 1784.
Zie van der Aa, N.A.B.C. Woordenb. o.h.w. Cat. der Maatsch. v. Nederl. Letterk. D. I. bl. 161. D. II. bl. 538, 542, D. III. bl. 157, 168, 169. Arrenberg, Naaml. bl. 386.