aan gezette bezigheid hem het gemis van zijn vaderland met dubbele smart deed gevoelen, wekte hem op om zich op de beoefening der Natuurlijke Historie toe te leggen, waartoe zijne gemeenzaamheid met een aanzienlijk ingezeten van Keulen, die een fraai kabinet daarvan bezat, hem de schoonste gelegenheid aanbood, hem te gelijk eenige aanwijzing doende om zich daarin te oefenen. De hierdoor reeds opgewekte lust werd nog meer versterkt op een reis door eenige voorname Duitsche Akademiesteden, waarop hij Bennet vergezelde. Bij hun bezoek van den beroemden natuurkenner Blumenbach te Göitingen, vernamen zij van dezen dat een vermeerderde uitgave van zijn Handboek der Natuurlijke Historie gereed was in het licht te komen. Dit bragt Bennet op het denkbeeld, om zijne landgenooten, die tot hiertoe eene volledige handleiding tot de kennis der Natuurlijke Historie miste, van dit werk eene vertaling te bezorgen, hij sloeg Olivier voor, dien arbeid gemeenschappelijk te ondernemen, en wist diens zwarigheden uit den weg te nemen, door dat gedeelte van den arbeid, 't welk een meer wetenschappelijke kennis vorderde, voor zijne rekening te nemen. Hieraan hebben wij de voortreffelijke vertaling en bewerking van het genoemde Handboek dank te weten, die in 1802 het licht zag. Inmiddels was Olivier, ten gevolge der verandering van zaken, in den aanvang van 1795, naar zijn vaderland teruggekeerd, waar hij zich, wegens zijne kunde en bekwaamheid, de belangrijke betrekkingen, eerst als lid van het Committé van Marine, en later in andere, mede tot het zcewezen behoorende, geplaatst zag, terwijl hij zijne geliefkoosde studien bleef voortzetten. Na de herstelling van ons volksbestaan, verkoos hij een ambteloos leven te leiden en zich geheel aan de laatste te wijden. Hij vestigde zich daartoe op een buitenwoning
(Postrust) onder Hazerswoude bij Leyden, ten einde in de nabijheid van Bennet te zijn. Onder anderen gaf hij, met dezen, drie belangrijke bijdragen tot eene Fauna Belgica in het licht, de eerste de zogende dieren, vogels en amphibien betreffende, de tweede rakende de visschen en insekten, de derde eene opgave behelzende van de wormen en weekdieren, welke achtereenvolgens, in den jare 1822, 1824 en 1826 door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem met goud bekroond werden. Die Maatschappij (1815), en de Maatschappij van Nederlandsche letterkunde te Leyden, (1807) benoemden hem tot lid.
Olivier huwde tweemalen, voor de laatste reize de weduwe van den geleerde en staatsman Pieter Paulus. Bij zijne laatste echtgenoote had hij eene dochter. Hij overleed 6 Sept. 1827.
Men heeft nog van hem:
Beschrijving van eenen zeldzamen zeehoorn van het ge-