[A. van Oevel]
OEVEL (A. van) bloeide in het midden der 17de eeuw en was lid der Goessche rederijkerskamer de Balsembloem, onder de zinrpreuk: Uyt jonste begrepen. Er komt van zijne poezy voor in Vlissings Redens-Lusthof beplant met seer schoone en bequame oeffeningen. Vliss. 1642 4.
Zie van der Aa, N.B.A.C. Woordenb. o.h.w.