Voorschoten te verhinderen en verbood tot dit einde de kosters de klokken aldaar meer te luiden, en daarenboven had hij iemand, die hem geholpen had de beelden in de kerken te Leyden te breken, bedreigd dat hij opgehangen zou worden, omdat hij zich niet verder tegen de geestelijken had blijven verzetten, 't welk hem gemakkelijk kon vergeven worden. Alle deze beschuldigingen, waar of valsch, waren naar het oordeel van den bloedraad toereikende om van Wijngaarden uit de Nederlanden te bannen, doch, dat vreemd is, van verbeurdverklaring zijner goederen wordt in 't gedrukte vonnis niet gerept, hoewel het blijkt dat alle zijne goederen aangeslagen zijn, hij voorheeld de ambagtsheerlijkheid van Wijngaarden. waarmede hij in 1554 verleid was, ook andere bezittingen, welke hij toen uit den boedel van zijn vader verkregen had of die op hem gekomen waren 't zij door het overlijden van Willem van Alkemade, ridder, 't zij in 1557 door den dood van Johanna, dochter van Jan van Wijngaarden, wier moeder uit den huize Duivenvoorde was. De Spaansche haat, die tegen hem bleef woeden en hem deed uitgesloten worden uit de algemeene vergiffenis in den jare 1574, kon zijne vaderlandsliefde niet uitdelgen. Dit bleek niet slechts uit zijne briefwisseling met prins Willem I in de kommerlijkste jaren voor 't gemeenebest, maar ook uit zijne verrigtingen, nadat hij uit zijn ballingschap was wedergekeerd. Hij verscheen wegens de ridderschap in de eerste vrije staatsvergadering in Louwmaand 1572 te Dordrecht gehouden en was sedert dien tijd tot den jare 1583 tegenwoordig bij de gewigtigste raadplegingen over den vredehandel te Breda en de opdragt der graaflijkheid aan den prins.
Het staatkundige besluit van koningin Elisabeth, waarbij hem Engeland ontzegd werd, deed hem minder nadeel dan het ongenoegen der burgerije te Gouda, in welke stad hij in de jaren 1574 en 1575 gouverneur was, doch met den dood bedreigd werd, om dat hij er eenig krijgsvolk binnen wilde laten, zoo dat hij zich genoodzaakt zag uit Gouda te vertrekken. Driemaal is hij gehuwd geweest, eerst met Hessel Mulert, daarna met Johanna van Zuylen van Nyevelt, eindelijk mei een dochter van Emond van Schwartzenberg. Bij zijn eerste echtgenoote verwekte hij drie zonen en twee dochters. Karel, luitenant-kolonel, gebleven in 1581 in een rencontre op de Hoboker heide; Willem luitenant kolonel gebleven in een rencontre op de Hardenburger heide 1580; Roelof in een tweegevecht te Rome dood gebleven; Ottelyne, na den dood van haren vader, in 1604, vrouw van Wijngaarden, gehuwd met Karel van den Rhijne, Ridder, heer van Nieuwenhoven, voogd van Iperen, en Maria gehuwd met Joachim Ren-