[Jarich van Ockinga]
OCKINGA (Jarich van) Raad in het Hof van Friesland, zoon van Steve van Ockinga, Raad in het hof van Friesland en van Magdalena van Burmania, werd 18 Febr. 1644 te Leeuwarden geboren. Reeds als dertienjarigen knaap werd hij, (13 Nov. 1651) tot kapitein der infanterie aangesteld. Den 13 Febr. 1666 aanvaardde hij zijn militaire betrekking en den gewigtigen post van Raad in den Hove van Friesland. In 1673 leverde hij met zijne ambtgenooten Horatius van Knijff en Assuerus van Grovestins bij de Staten der Provincie een vertoog in, waarbij zij verzochten ontslagen te worden van het doen van den eed van geheimhouding der adviezen, in de vergadering van het hof gegeven, vermits zij oordeelden dat iemand, die tot zulke hoogstgewigtige ambtsbetrekkingen geroepen was, van zelfs behoorde te weten wat voor de dienst des lands moet verzwegen of geopenbaard worden. Bij resolutie van de Staten werden zij in het gelijk gesteld, en het Hof verzocht hen weder toe te laten tot de beraadslagingen, waarvan zij, uithoofde van hunne weigering om den eed te doen waren uitgesloten.
Tot eersten en presideerenden Raad in het Hof benoemd, was Jarich tevens Curator der Akademie te Franeker.
Hij was een bekwaam en geleerd man, bemind en geacht bij zijne landgenooten en medeburgers, alsook bij de vorsten van Oranje-Nassau. Hij beoefende de wapen- en natuurkunde. In de variae genealogiae van Jhr. Alex. Jos. van der Laen leverde hij de genealogie der Grovestins, en in het Stamboek van den Frieschen Adel dat van Ockinga en meer anderen.
Hij overleed 7 Nov. 1714 Tweemaal was hij gehuwd 1 met Barber van Camstra, dochter van Homme van Camstra en Edwert van Juckema, wed. van Bonne van Harinxma Donia, geb. 9 Maart 1634, gest. 30 Nov. 1696. 2. Ida Maria van Sixma, dochter van Ulbe van Sixma