over te geven, doch in plaats van zulks te doen, liet Obbes de zijnen rondgaan, zonder ze aan de Ries te hebben medegedeeld en gaf ze vervolgens in het licht met dezen titel: Raag-Bezem zeer bequaam om zommige Mennonitische schuren te reinigen van de onnutte spinnewebben, zotte gr llen en ijdelheden eeniger geestdrijverijen, Swinkveldianen en derselver voorstanderen, die op hunne bijzondere Drijvingen en Inspraaken steunen, tot verminderinge van 't beschreeven Woord Gods. Toegemaakt door den Nicodemus Letterknecht van Wt. Geest Amst. 1625. 4o. Eerst lochende Obbes er de maker van te zijn, doch toen hij zag tot welke onaangenaamheden het aanleiding gaf, beleed hij het, met bijvoeging echter dat de titel dus buiten zijn weten gesteld was, waarop hem het nachtmaal ontzegd en hij van de dienst ontzet werd. Nu gaf hij door middel van eenen Jan Theunisz, een zijner voornaamste voorstanders, andermaal het werk in het licht, met den volgenden titel: Eenige vraagen, dienende tot onderzoek van de Natuure en kracht der Heilige schriftuure of het beschreeven woord Gods. Met noch een Briief (Brief van Nittert Obbenz. aan Hans de Rijs, de voorrede van den eersten druk). Alles leerlijker en leergieriglykerwyze by vraagen en beantwoordinge met Ja of Neen, Hans de Rijs voorgesteld door N.H. Zoo gaat men ten Hemelwaert. Amst. 1826 4. en liet door eenige zijner vrienden ‘zijne zaak door namelooze geschriften op het schoonst aan de wereld voordragen,’ zijn medeleeraars Renier Wijbrandsz. Pieter Andriesz Hesseling en Kornelis Klaas Anslo op het allerhatelijkst afschilderen, drong deze leeraars, die de
zaak mondeling op wetenschappelijke wijze hadden willen eindigen, zich ook in opentlijk uitgegeven geschriften te verdedigen en de gansche zaak naar waarheid. open te leggen. Het einde van dien twist was, dat zes onzijdige Waterlandsche leeraars eenige artikelen opstelden, die door Obbes onderteekend werden, en uitgegeven zijn met den titel: Dertien artykelen, gesteld door Rippert Eenkes en zijne Medehulpers, neffens hem by Yeme de Ring, Hans Alenson, Engel Pietersz., Gerrit Jansz. en Jan de Pla ondertekend; Nittert Obbes voorgelegd, en van hem, om den vreede te treffen, onderschreeven den 8 Sept. anno 1620 binnen Amsterdam, 1627 4, ook door Maatschoen in zijn Aanhangsel van de Geschiedenis der Mennonieten. bl. 119. volg. opgenomen.
Zie Schijn, Gesch. d. Mennon. D. II. bl. 489 volgg. Maatschoen Aanh. enz. bl. 81, 83, 85, 86, 90-28, 102-107, 115, 118, 119, 126-128 Kobus en de Rivecourt o.t.w.