der Belgen. In het Tijdschrijft voor Algemeene Munt- en Penningkunde van den Hoogl. van der Chijs gaf hij:
Iets over de vroegere provinciale koperen munt, duiten genaamd (Stuk III 1833.
Over eenén Frieschen verlovings- of pandpenning uit de XVII eeuw. (Stuk VI 1834).
Gouden Bruilofts- en tevens begrafenis-penning (Afd.)
Geschied- en Penningkundige Aanmerkingen, naar aanleiding van eenige hier te lande gevondene munten. En wel in No. VII van het Tijdschrift (1836) van bl. 657-679, naar annleiding van eenen Frankischen tiers de sol d'or.
In No. VIII (1837) van bl. 763-858 gaf hij, naar aanleiding van eenen Frankischen denarius te Dorestadus of Wyk by Duurstede geslagen een regt kritisch onderzoek naar de ligging, des naams, oorsprong en de lotgevallen van dat beroemde Nederlandsche Emperium der middeleeuwen, terwijl hij in een afzonderlijke afdeeling zijner verhandeling Dorestadus als muntplaats beschouwde. Door de H.H. Mr. H.M.A.J. van Asch van Wijck, Mr. L.Ph. van den Bergh en Mr. J. Dirks en V.D. Noordaus verhandeling later, bij hunne oudheidkundige nasporingen, met vrucht gebruik geworden.
In D. II. St. I (1839) leverde hij eene Bijdrage naar aanleiding van eenige Bisschoppelijke-Utrechtsche muntjes en twee Grafelijk-Hollandsche dito.
Eindelijk in stuk III van dat deel (1843) over eenen Gedenkpenning op het overlijden van den kunstschilder Govert Flink.
Van zijne hand is een verslag omtrent Romeinsche Oudheden te Kuik in 1823-1825 gevonden, opgenomen in de door Dr. Janssen bezorgde Oudheidk. Mededeelingen, St. IV. bl. 365 en omtrent oudheden te Oud-Alblas t.a.p. bl. 390.
Levensberigt van wijlen den hoogst bekwamen Dordrechtschen Graveur Jan Christiaan Bendorp in verschillende nummers van de Algem. Konst- en Letterb. 1850.
Levensbérigt van Mr. P.F. Timmers Verhoeven en Hand. d. Jaarl. Vergadering der Maats. v. Nederl. Letterk. 1850.
Hij huwde Henriete Louisa Grimm en overleed aan de gevolgen eener beroerte den 3 Januarij 1851.
Zie zijn levensberigt door Prof. P.C. van der Chijs, in Hand. d. Jaarl. Verg. van de Maats. van Nederl. Letterk. 1851. bl. 56 volgg en door Dr. G.D.J. Schotel, in Konst- en Letterb. 1851 No. 23. Ook raadplege men diens Commert. de B. Huydecopero; Leven van C. van Altemade en P. van den Schelling en Abdij van Rijnsburg over hem. Kobus en de Rivecourt.