[Christiaan Gerrit Montyn]
MONTYN (Christiaan Gerrit) werd den 29 Augustus 1803 te Bleskensgraaf, waar zijn vader, Johannes Montyn, predikant was geboren. Zijne moeder heette Johanna Kapteijn. In 1819 werd hij ingeschreven onder de burgers der Utrechtsche hoogeschool en voleindigde zijne propareudeutische studiën onder de hoogleeraren van Heusde, Goudoever, Simons en Schröder. In de godgeleerdheid waren Herman Royaards, van Oordt en Heringa zijne leidslieden, en in het laatst zijner studiejaren mogt hij ook de lessen van Bouman en H.J. Royaards volgen. Met welk een vlijt hij als jongeling zich op zijne studien toelegde, bleek uit de in 1823 door hem beautwoordde en bekroonde prijsvraag ‘over de kracht van het zoogenoemde physico theleogische bewijs.’
In October 1826 door het provineiaal kerkbestuur van Utrecht als kandidaat tot de H. dienst toegelaten, werd hij reeds den 11 December als predikant te Middelharnis bevestigd. In 1828 werd hij te Ysselmonde, en in 1831 te Hoorn en het volgende jaar te Utrecht beroepen. Door en door ervaren in de kerkelijke wetten, kreeg hij spoedig zitting in het klassikaal bestuur, en later in het provinciale kerkbestuur van Utrecht, waarvan hij een geruime tijd secretaris was. Ook was hij hoofdbestuurder van de protestantsche vereeniging Unitas. Bij herhaling werd hij naar de hoogste kerkvergadering afgevaardigd en deze benoemde hem tot lid harer synodale commissie. In 1861 werd hij, bij gelegenheid dat de Utrechtsche hooge school het jubel van haar 250 jarig bestaan vierde, honoris causa tot doctor in de godgeleerdheid benoemd, ook was hij ridder van de Nederlandsche leeuw en lid van het provinciaal Utrechtsch genootschap. Hij huwde Anna Jacoba Cornelia Krayenhoff van de Leur en overleed te 's Hage, waar hij de najaarsvergadering der Synodale Commissie bijwoonde, den 13 November 1864. Zijn stoffelijk overschot werd te Eik- en Duinen ter ruste gelegd.
Behalve eenige Leerredenen, in de reeks van Leerredenen, ter bevordering van Evangelische kennis en Christelijk leven, geplaatst of opgenomen in de Verzameling van Ds. Albert van Toorenenbergen te Groningen, en eenige stukjes in het Christelijk Museum en Bijbelsch Dagschrift, bewerkte hij eene Geschiedenis der Hervorming in de Nederlanden, voor de Evangelische Maatschappij, die onder de schriften harer Evangelische Bibliotheek werd opgenomen in vijf deeltjes uitgegeven, die van 1858 tot 1864 zijn verschenen. Na zijn dood (1866) bezorgde de hoogleeraar B. ter Haar een tweede druk met een korte levensschets en portret van den schrijver, bij D.A. Thieme, in twee deelen.