Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Tweede stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Karel de Moor]MOOR (Karel de) werd den 23 Februarij 1656 te Leyden geboren. Zijn vader, volgens Immerzeel een koopman, volgens Kramm een schrijnwerkerGa naar voetnoot1), had aanvankelijk het | |
[pagina 1043]
| |
plan hem een geleerde opvoeding te doen geven, doch de besliste neiging van zijn zoon voor de schilderkunst ontdekkende, bestelde hij hem bij Gerard Dou. Later nam hij Abraham van den Tempel tot leermeester, en toen deze hem door den dood ontvallen was genoot hij nog eenig onderwijs van Frans van Mieris en Godfried Schalken. Onder de leiding dezer mannen muntte hij welhaast uit als schilder van protretten, geschiedkundige onderwerpen en moderne binnenhuizen. Het werk vloeide hem toe en zijn roem verspreidde zich welhaast buiten 's lands. De keizer van Duitschland verhief hem tot ridder van het Roomsche rijk, tot belooning voor de beeldtenissen van prins Eugenius en den hertog van Marlborough te paard, met veel bijwerk, volgens het verlangen van den keizerlijken ambassadeur met diens, door hem vervaardigd portret, naar het keizerlijk hof opgezonden. De Groothertog van Toscanen schonk hem een gouden medaille met zijn portret er op, voor zijn eigen afbeeldsel, dat hij in 1702 hem had toegezonden om in zijn galerij van portretten bewaard te worden. Vroeger vervaardigde hij voor den Magistraat der stad Leyden een kapitaal stuk, voorstellende de regtsoefening van Brutus over zijne beide misdadige zonen, een tafereel, aldaar voor den schoorsteen in de Schepens kamer geplaatst, dat zich door rijkdom van ordonnantie en juistheid van teekening onderscheidt en, volgens Immerzeel, met de beste kunstwerken van G. de Lairesse wedijvert. Groot is het aantal portrette dat hij vervaardigde, onder welke de Portretten ten voete uit en half levensgrootte van den Magistraat van 's Gravenhage, in 1719 voltooid en geplaatst in Burgemeesters kamer. Het Museum te Amsterdam bezit van hem het Portret van den schilder en dichter Joost van Geel, van Salomon van Til en anderen. Kramm noemt ook eenige zijner etsen op, zoo als de portretten van A. van Goyen, G. Dou, Buste van een jongman en van eene vrouw. Naglervermeldt er eenige. Op de verkooping van den graaf von Fries waren 14 stuks, doch Kramm betwijfelt of ze allen van hem zijn. Zijn portret door hem zelve geschilderd was op de verkooping van J. van der Marck te Leyden. Naar dit portret is dat van Houbraken gegraveerd, dat in het werk van van Gool voorkomt. Hij overleed in 1738 te Warmond op zijn buitenplaats. Tweemaal was hij gehuwd: 1 met Hildegonde de Wael, 2 met Johanna Louisa Molenschot. Uit het eerste huwelijk had hij zes kinderen: Anna Magdalena, Karel | |
[pagina 1044]
| |
Joseph, Maria Magdalena, Magdalena Hillegonda, Sara, Magdalena, en uit zijn tweede huwelijk Anna de Moor, gehuwd met Jan van Soest.
Zie J.C. Weyerman; Houbraken; Immerzeel; Kramm; Charles Blanc, Hist. des peintres de l'école Holl.; Pilkington, History of Picture; Descamps, La vie des peintres Holland., T. III. p. 7-10; Nouv. Biogr. génér.; Dict. Univ.; Navorscher. |
|