[Justus Modersohn]
MODERSOHN (volgens van Heussen en van Rhyn MOEDERSOHN) (Justus), in 1637 te Munster in Westphalen geboren, studeerde te Leuven in de philosophie en theologie, werd in 1665 pastoor te Amsterdam, waar hij eene kerk of kapel stichtte, boven welke hij eene rijke bibliotheek plaatste. Behalve op de godgeleerdheid, legde hij zich op bijna alle wetenschappen, vooral op de wiskunde en muzijk toe, ook zou hij bijna alle talen verstaan hebben. Hij voerde den titel van protonotarius apostolicus, was lid van het kapittel van Haarlem, bachelier en meester in de kunsten, en overleed te Amsterdam den 8 Jan. 1693, in den ouderdom van 55 jaren. Men vond onder zijne papieren schetsen van verschillende werken; alleen zijn uitgegeven:
Conciones quadragesimales, seu commentarius litteralis et moralis in septem Psalmos Poenitentiales. Amst. et Antv. 1697, 8o.
Hij is naar J. de Bray door J. Klopper in fol. afgebeeld, zittende bij een' groote boekenkast, met muts op, in toga, een boek in de linkerhand, met 12 regelig Lat. vers, in fol.
Zie Bat. Sacra, D. IV. bl. 192; Paquot, Mém. T. II. p. 820; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.