en kieschheid van taal, duidelijkheid en bevalligheid van voordragt onderscheiden, verdient zijne in 1827 door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen bekroonde prijsverhandeling de gebroeders Belenstein, de meeste opmerking.
Behalve vele andere oorspronkelijke mededeelingen, in proza en poëzij, is men zijner zorg ook de oordeelkundige rangschikking en uitgave der Brieven van Mr. W. Bilderdijk, in vijf deelen, verpligt, terwijl zijne veelomvattende kennis den nederlandschen boekhandel, aan welken hij zich in het laatste tijdperk zijns levens wijdde, meerdere gewigtige diensten bewees. Kenmerken zich de vruchten zijner eigene pen door fijne menschenkennis, schuldelooze scherts, waar dit pas gaf, belangstellende welwillendheid voor anderer heil, edelen eenvoud, ook als zijne toonen zich hooger dan doorgaans verhieven, en vromen zin; deze waren ook de grondtrekken van het karakter des mans, steeds bereid om in nederigheid goede bedoelingen te helpen bevorden, en die daarom, vroeger en later, verscheiden letterkundige en andere Maatschappijen en Genootschappen, als werkzaam medebestuurder, met raad en daad hielp schragen, of gaarne daar hoofd en hand leende, waar werkdadige menschenliefde zijne medewerking eischte.
Hij had talrijke vrienden, onder welke de achtingwaardigste letterkundigen van Nederland en België geteld werden, en overleed 14 Febr. 1844. Zijn afbeelding bestaat.
Afzonderlijk verschenen:
Bij de Geboorte van den jongen prins (koning Willem III). Rott. 1817, 8o.
De veldslag van Waterloo, bekroond door de Holl. Maats. van Fraaije Kunsten en Wetenschappen. Leyd. 1819, 8o.
De Maatschappij van Weldadigheid. (Amst. z.j. 8o.)
De Watersnood, dichtstuk. Amst. 1820. 8o.
De Gouden Bruiloft. Leyd. 1825, kl. 8o. - Met een voorberigt van H. Tollens Oz. Haarl. 1848, met vignetten van C. Rochussen, 8o. - Met voorberigt van H. Tollens Cz., 3e dr., Haarl. 12o.
Bij de viering van het 25-jarig bestaan der Inrigting tot spijsuitdeeling, te Rotterdam, den 21 Febr. 1826. (Rott.?) 8o.
Nagelaten gedichten, verzameld en uitgegeven door H. Tollens Cz. Haarl. 1849, 8o.
Zie Rott. Cour. van 17 Febr. 1844; M. Siegenbeek, Aanspraak tot opening der jaarl. vergad. v.d. Maats. v. Ned. Letterk. 1844 bl. 23; Konst- en Letterb. 1844, D. I. bl. 145; v.d. Aa, N.B.A.C. Woordenb. o.h.w.; van Kampen, Bekn. Gesch. d. Ned. lett. en wetens. D. II. bl. 465; D. III. bl. 206; Snellaert, Schets eener Gesch. d. Ned. Letterk. bl. 201; J. Bowring, Iets over de Holl. taal en letterk. bl. 91; Lulofs, Toelicht. en Bedenk. bl. 108; Schotel, Tollens en zijn tijd, bl. 77; Cat. d. Bibl. v.d. Maats. v. Ned. Letterk. D. I. bl. 289; Cat. d. Bibl. v. Tollens, bl. 48; Kobus en de Rivecourt.