[Cornelis Meinertszoon]
MEINERTSZOON (Cornelis), predikant te Hoorn, was, even gelijk zijn ambtgenoot Clement Maartensz. de Remonstrantsche gevoelens toegedaan. Beide, mitsgaders eenige ouderlingen te Hoorn, leverden een remonstrantie aan de Staten van Holland in, gekant tegen de handelingen van de Noord-Hollandsche professoren en ‘dienende tot verschooning van Cornelis Wiggertsz.’, met verzoek ‘om in 't stuk van de predestinatie niet te hoog gepeint te werden.’ Ook gaven zij, nadat Cornelis Wiggertsz. in 1595 van zijne publieke dienst afstand had gedaan, in het licht: ‘een kleyn boexken, geintuleert: Apologia en ronde bekentenisse van Clement Martensz. en Cornelis Meynertsz., daerin sy haer gevoelen over 't verbond Gods, der verkiesingen en perseverantie verklaren; sonder dat haer daerover eenige moeyten is wedervaren, dat men weet, maer zyn daer in gedult geworden.’
Zie Bor, Nederl. Hist. B. XXXII. bl. 75, 85; Uytenbogaert Kerk. Gesch. bl. 298, 299; Brandt, Hist. d. Ref. D. I. bl. 267, 268, 334, 362, 459, 530, 550, 770, 771, 793; Velius en Centen, Chron. v. Hoorn, bl. 289, 290, 297, 299, 311, 342; Kok, Vaderl. Woordenb. D IX. bl. 313, 314; Abbing, Gesch. der stad Hoorn, bl. 57, 59; Trigland, Kerk. Gesch. bl. 268, 270.