Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 495]
| |
die ook onder de Dissertationes politicae de regio Romanorum imperio et quaedum aliae, Amst. 1663, 12o. voorkomt. Den 11 April 1644 werd hij doctor in de beide regten, waarna hij eenige jaren als advocaat practiseerde te 's Hage. In 1653 werd hij raad en schepen, en in 1656 burgemeester te Leyden. Van 1659-1661 was hij gedeputeerde der stad Leyden in het collegie van gecommitteerde raden der Staten van Holland en Westfriesland, in 1665 sloeg hij het aanzienlijk ambt van Thesaurier-generaal der Unie, in plaats van Beverningh, af. Van 1667-1670 was hij gedeputeerde ter vergadering van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden. Hij was een boezemvriend van Johan de Witt, en werkten met hem. Het vermaarde zoogenaamde Gulden boek, waarin een kort overzigt van de voornaamste besluiten van Holland gevonden wordt, was onder meerderen de vrucht van beider oordeel en ijver. De geheimste inzigten werden onderling medegedeeld. Van zijne kunde en geschiktheid in het behandelen van staatszaken, bleef ook een belangrijk gedenkteeken, te vinden aan het einde van het vierde deel der brieven van Jan de Witt. Na het sluiten van den vrede te Breda, werd hij in 1667 met Joan Boreel, burgemeester van Middelburg, in buitengewoon gezantschap naar Engeland gezonden om de rust van Europa te vestigen en hij sloot aldaar het vermaarde drievoudig verbond met Engeland en Zweden. In Maart 1672 vertrok hij andermaal in ambassade naar het hof van Engeland om de weder uitbarsting van den oorlog voor te komen, doch hij keerde onverrigter zake terug. Daarna werd hij den 27 Aug. 1672 raad en rekenmeester van de grafelijkheids-domeinen van Holland, in den Haag, en stierf aldaar den 27 Jan. 1675. Hij trouwde den 14 Julij 1648 Dina van Nes, geb. 25 Febr. 1623, gestorven 8 Oct. 1681, vijf kinderen nalatende. Men vindt zijn portret bij Wagenaar, Vaderl. Historie, D. XIII.
Zie Ferwerda, t.a.p.; Biogr. Univ. i.v.; Adelung en Rotermund, Fortz. u. Erg. van Jochers Gelehr. Lex. i.v.; Neues Gel. Europa, T. II. p. 388, 393; Scheltema, Staatk. Ned. o.h.w.; Aitzema, Saken van Staat en oorlog, D. VI. bl. 75-75, 147, 432, 424; Wagenaar, Vad. Hist. D. XIII. bl. 279, 280, 390, D. XIV. bl. 6; Bijv. en Aanm. op D. XIV. bl. 8; Brandt, Lev. v.d. Ruiter, bl. 619; Vreede, de Verd. onzer vooroud. in het vak van Diplom. bl. 32; Bilderdijk, Gesch. d. Vaderl. D. IX. bl. 183; Kok, Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. |
|