Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk

[Jan van der Meer]

MEER (Jan van der), de jonge, zijn geboortejaar is onbekend, doch hij woonde meestal te Haarlem, waar hij Nicolaas van Berchem tot leermeester had. Hij schilderde in in diens trant heuvelachtige landstreken met schapen en ander vee, die om hare kunstige en natuurlijke bewerking reeds zijn leven gezocht en goed betaald werden. Vooral muntte hij uit in het schilderen van schapen. Het museum te Amsterdam bezit van hem een Boomrijk en bergachtig landschap met schapen en lammeren, bij een slapenden herder en hond, en dat te

Berlijn drie zulke fraaije landschappen. Op de veekooping van Pot gold een Bergachtig landschap met schapen van dezen meester f 705,00. Voor zijne teekeningan werden f 20 à f 30 betaald. Zijne etsen zijn zeldzaam. Volgens Bartsch zou hij slechts twee prentjes hebben geëtst, beide in 1685. N^o. 1 een liggend schaap en twee lammeren, waarvoor op de verkooping van den grave von Fries f 130,00 en voor het andere, staande en liggende schapen f 48 betaald werd. Er zijn er echter meer. Immerzeel vermeldt zijn sterf-, evenmin als zijn geboortejaar. Men wil dat op de door hem geëtste prenten als laatste jaartal 1679 en 1680 zouden dragen, doch Kramm bezit onder de etsen door den kunstbeoefenaar Anthony van der Haer vervaardigd er een, voorstellende een fraai landschap met vee, in fol. naar de teekening van J. van der Meer invenit. 1704, door hem zeer fraai uitgevoerd, zoodat men nog 24 jaren aan zijn bekenden levensloop mag toevoegen.

Zie Immerzeel, Lev. en werk. d. Holl. en Vl. Kunstsch. D. II. bl. 210; Kramm, Lev. en werk. d. Holl. en Vl. Kunstsch. D. IV. bl. 1076.