[Scipio of Sippe Meckama]
MECKAMA (Scipio of Sippe), zoon van Pibo van Meckama of Meckmans en Tjaarda van Starkenburg. Het oude geslacht van Meckama, in 't mannelijk oir reeds drie generatien voor Scipio uitgestorven zijnde, namen zijn overgrootvader Pibo Eernsma en zijn grootvader Feyo Remmersma (denkelijk een edelman), gehuwd met dochters uit het geslacht Meckama en bezitters van Meckema-state te Kollum den naam van Meckema aan. Hij zelf komt in 1555 voor op de lijst der volmagten tot het doen van den eed aan Philips II uit Kollumerland. Hij behoorde tot de verbondene edelen en de onderteekenaars van het smeekschrift; dien ten gevolge was hij bij Alva in ongenade gevallen, gebannen en den 24 Junij 1568 naar Antwerpen gedagvaard om zich te komen verantwoorden. Het blijkt niet hoe hij de beschuldiging heeft afgeweerd en hem weder toegelaten is in het land te komen, zeker is het dat hij in 1574, toen Robles de staten wilde dwingen een nieuwe schatting (het octrooi der impost) op te leggen, ten einde zijne soldaten te kunnen betalen, als lid der staten een van hen was, die zich daartegen verzetten, verklarende hunne oude voorregten en privilegien niet te willen laten varen. Hij was lid van de staten toen men in 1579 tot de Unie van Utrecht besloot over te gaan. In dezen tijd van verwarring, door beide partijen, zoowel van hen, die van geen nadere Unie wilden weten, als van hen, die groote voorstanders er van waren, tot lid van gedeputeerde Staten benoemd wordende, is hij met Rienk van Cammingha door de laatste partij daartoe verkozen. Hunne benoeming werd den 29 of 30 Augustus 1579 door Rennenberg goedgekeurd en hun eene vaste instructie gegeven.
Toen het krijgsvolk, ten gevolge van den ongelukkig uitgevallen veldslag tusschen Schenk en Hohenloo aan het muiten geslagen was, en o.a. te Dokkum den beest speelde, werd hij met Hessel van Aysma derwaarts gezonden, en het gelukte hem de gemoederen der oproerlingen, door hun een maand soldij te beloven, te bevredigen. Den 22 Maart 1580 teekende hij, nadat men van de Spaansche heerschappij verlost was, het verbond tusschen de staten en het vaste land, tot onderlinge hulp en bescherming gesloten, en in 1581 werd hij door Gedeputeerde Staten naar Nieuwezijl, toen de Spanjaarden door den oversten Norwitz van daar gejaagd waren, gezonden om deze plaats te versterken en geschikt te maken tot verdediging. In hetzelfde jaar werd hij met Orck van Doyem naar Amsterdam gezonden om den prins van Oranje over te halen in Friesland te komen, om op de zaken van vrede en oorlog orde te stellen, doch deze, te veel met andere zaken bezet, moest dit tot een onbepaalden tijd uitstellen. Den 16 October 1584 onderteekende hij de akte, waarbij Graaf Willem Lodewijk van Nassau, na het overlijden van Willem I, tot stadhouder