Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 410]
| |
bij de Waalsche gemeente te Montfoort, later catechist bij het school der armen, door Jacques Saurin gesticht te 's Hage. Hij gaf in 1729 een naamloos geschrift in het licht: getiteld: Lettre d'un théologien à un autre théologien sur le mystère de la Trinité. Hij ging in hetzelve van de meening uit dat men in de dogmatiek dikwijls te weinig acht gaf op eene gezonde exegese en te veel invloed liet aan de schoolsche philosophie van vroegeren tijd. Dit denkbeeld pastte hij toe op het leerstuk der Drieëenheid en bragt de hierop betrekking hebbende bijbelplaatsen tot vier soorten, waarvan de eerste op de eenheid van God, de tweede op de godheid van Vader, Zoon en H. Geest, de derde op het onderscheid dezer drie personen, de vierde op hunne onderlinge betrekking zag. Na deze plaatsen aan een scherp onderzoek onderworpen te hebben, kwam hij tot de volgende slotsom: ‘In de heilige Drieëenheid zijn drie wezentlijk van elkander gescheidene personen. De eerste bezit in zich de gansche Godheid, dragende daarom den naam van Vader. Deze ééne waarachtige God heeft, vóór de schepping der wereld, twee verstandige, doch eindige wezens voortgebragt, welke beide hij, op de allernaauwste wijze met zich vereenigd heeft, zoodat hij met die beide drie personen uitmaakt. De tweede persoon, die de zoon genoemd wordt, omdat een verstandig doch eindig wezen met de Godheid op het naauwst vereenigd is. Uithoofde dier vereeniging wordt èn de Zoon èn de Heilige Geest met het volste regt God genoemd, en zijn er drie personen in één en het zelfde goddelijke wezen.’ Groot was de verbazing, die dit geschrift verwekte, en toen men wist wie er de schrijver van was, poogde de Waalsche predikanten te 's Hage hem van de ongegrondheid zijner meening te overtuigen. Toen deze poging mislukt was, gaf Arnaud de la Chapelle, een hunner, zijne aanmerkingen op dit geschrift in het licht, waarop hij zijn Entretien par lettre entre Mr. de la Chapelle et le Sr. P. Maty sur le sujet de la lettre d'un théologien à un autre théologien sur la mystère de la Trinité, 1730, liet volgen. De zaak kwam voor de Waalsche synode, in 1730 te Kampen gehouden, die de leer van Matty voor Ariaansch en Sabelliaansch verklaarde met welk oordeel de Zuidhollandsche synode overeenstemde. Maty berustte geenszins in deze uitspraak, maar verzette er zich tegen in Protestation du Sr. P. Maty contre ce qui s'est passé dans le Synode Wallon, assemblé à Campen en May 1730, en gaf tevens Apologie de la conduite et de doctrine du Sr. Maty in het licht. Een zijner vrienden nam zijne verdediging op zich in Reflexions en forme de lettre, adressée au prochain Synode, qui doit s'assembler au mois de Septembre 1730. Jan Louis Benvoust schreef hierop ter verdediging van den kerkeraad: Triomphe de la vérité et de la paix, ou réflexions sur ce qui s'est passé de plus important dans le der- | |
[pagina 411]
| |
nier synode au sujet de Mr. Maty, welke laatste zijn gevoelen ontwikkelde in Doctrine de la Trinité, eclaircie et demonstrée par l'ècriture et defendue contre les objections de Mr. de la Chapelle et de quelques autres Théologiens. Dit geschil had de aandacht der godgeleerden, zoo in als buiten het vaderland getrokken. De hoogleeraar Driessen schreef zijn Examen sententiae, an in essentia Divina sint tria entia, unum increatum et infinitum, 1733; de kandidaat T.W. Hannibal, verdedigde in 1736, onder voorzitting van Mosheim, eene dissertatio, getiteld: Modesta inquisitio in novam dogmatis de S.S. trinitate explicationem, quam vir. Clar. P. Maty proposuit, opgenomen in Moshemii dissert. ad historiam ecclesiasticam pentinentes. T. II. p. 399 seqq. De hoogleeraar P. Broes gaf die verhandeling in 1798 op nieuw uit met eene voorrede waarin Matty's gevoelen ter nadere onderzoeking den godgeleerden werd aanbevolen. Eene aanprijzing daarvan vindt men in Brief aan mijne landgenooten die tot andere Christelyke genootschappen behooren, 1796, bl. 7. De Chaufepié heeft een breedvoerig onderzoek van Matys gevoelen kenbaar gemaakt in zijne, oorspronkelijk in het Fransch uitgegeven, Brieven over gewigtige zaaken betreffende den Godsdienst (bl. 93-155). Maty ging tot het Remonstrantsche kerkgenootschap over, en leefde sedert geheel ambteloos. Volgens Haag legde hij zich op de geneeskunde toe, en ging naar Engeland, waar hij stierf. Men schrijft hem toe: La certitude des connaissances humaines, in 1741 uitgekomen, en (zegt men) door hem in het Engelsch overgebragt.
Zie Walchii, Comp. Hist. Eccl. T. VI. p. 211-222; Doederleinii, Instit. Th.C. § 116; Muntinghei, Th. Ch. Comp. 577; Baumgarten, Gesch. d. Religions part. p. 859, 866; Mosheim, Kerk. Gesch. D. X. bl. 54, 55; Dissert. ad historiam Eccles. pertinentes T. II. p. 498; van Einem, Kerk. Gesch. D. III. bl. 602, 603; Ypey, Kerk. Gesch. d. XVIII eeuw, D. VII. bl. 283, verv. D. IX. bl. 6, verv.; Ypey en Dermout, Gesch. d. Ned. Herv. kerk, D. III. bl. 210, 211; Aanteek., bl. 92, volgg.; Glasius, Godgel. Ned. o, h.w.; Kist en Royaards, Archief voor Kerkel. Gesch. inzond. in Nederl. D. VII. bl. 291, v. 295, v.; Kobus en de Rivecourt Haag, La France Protest. i.v.; Jöcher, Gelehr. Lexic. |
|