onverschrokken heldenmoed. Twee jaren vertoefde de kapitein Mathon in Kurksk en in de Krim. Na zijne terugkomst uit Rusland vroeg en bekwam hij een eervol ontslag uit fransche dienst, en werd hij in 1815 benoemd tot majoor in dienst bij het Nederlandsche leger.
Bij Z.M. besluit van 20 December 1826 tot luit.-kolonel bevorderd zijnde, viel hem de onderscheiding te beurt van bij de oprigting van het reg. grenadiers tot kommandant van het 1e bataillon te worden aangesteld, met hetwelk hij in de September-dagen van 1830 zich in het park te Brussel bevond. Zoo ooit iemand, dan voorzeker heeft ook destijds de luit. kolonel Mathon zich ten allergunstigst onderscheiden. Van moed en beleid getuigde al reeds vroeger het Fransche eerekruis dat op zijne borst prijkte, en onkrenkbare trouw aan eed en pligt, van onbeperkte gehechtheid aan het huis van Oranje, kon men toch geene meer treffende, bewijzen geven, dan hij dit deed door het afwijzen van de schitterende voorstellen, hem bij herhaling van Belgische zijde gedaan.
Van af 1831 tot 1833 was hij toegevoegd aan den staf van Z.H. hertog Bernard van Saxen Weimar.
Bij besluit van 13 Februarij 1834 werd hij benoemd tot kolonel-kommandant der 12e afdeeling infanterie en den 1 Januarij 1841 tot generaal-majoor, provinciale kommandant van Gelderland. In den jare 1843 is hij op pensioen gesteld, en gaan wonen op het familie buitengoed te Ginneken bij Breda, alwaar hij zeer onverwacht in Junij 1863 is overleden.
De generaal Mathon was ridder der Militaire Willemsorde, ridder van het Legioen van Eer, Commandeur met de Ster der orde van Witten Valk van Saxen-Weimar-Eisenach, versierd met het Metalen kruis en de penning van St. Helena.
Als braaf soldaat, getrouw dienaar, kundig en uitstekend chef stond hij bij zijne meerderen in hoog aanzien, was hooggeëerd en bemind bij zijne kameraden en ondergeschikten. Door het openhartige en rondborstige, door het wegslepend vrolijke van zijnen inborst bond hij de harten aan zich, en was hij alom geliefd.
Zie Bosscha, Neêrl. Heldend. D. III. bl, 611; Amsterdamsch Handelsblad van den 29 Junij 1863.