Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Joseph Mascheck]MASCHECK (Joseph), zoon van Albertus en Dorothea Kuschellka, geboren te Maschitz in Bohemen, den 14 Maart 1728, na als luitenant te hebben gediend in het regement husaren van Spleny, van het leger der koningin van Hongarije, en den successie-oorlog van 1740-1748 te hebben bijgewoond, en tegenwoordig te zijn geweest in de veldslagen van Malowitz in Silezie, van Zahay in Bohemen, van Brannau in Beijeren en van Rocou en Lafeld in de Nederlanden, en bij de belegering van Praag (174[...]), trad hij in dienst als luitenant bij het regement husaren van de republiek der Nederlanden in 1748, en werd na opvolgend tot hoogere rangen te zijn bevorderd, aangesteld tot majoor in 1786. Na als zoodanig deel te hebben gemaakt van het cordon van verdediging der provinciën Holland en Utrecht en van de vesting Weesp, (1787), verliet hij eervol het Hollandsche leger, ging over | |
[pagina 343]
| |
in Fransche dienst, werd benoemd tot kolonel en kommandant van het legioen Bataven (légion étrangère) (1792) en belast met het bevel over de voorhoede van het leger van Dumouriez in 1793, en was als zoodanig tegenwoordig geweest bij de inname van Breda, enz. Hij overleed te Bethune in dat zelfde jaar.Ga naar voetnoot1) Drie zijner zonen maakten als officieren der kavallerie deel uit van het Staatsche leger. Particulier berigt. |
|