[Dr. Martinus van Marum]
MARUM (Dr. Martinus van), werd in 1750 te Delft geboren studeerde te Groningen onder Petrus Camper, maakte zich reeds in 1773 door zijne dissertatie over de bewegingen der vloeistoffen in de planten enz. voordeelig bekend. In 1776 zette hij zich als geneesheer te Haarlem neder en werd aldaar weldra tot lector der natuurkunde benoemd. Zijn antwoord op de eerste natuurkundige prijsvraag door het tweede genootschap van Teylers stichting uitgeschreven over de (toen nog zoo geroemde) gephlogisteerde en gedephlogisteerde luchten, werd in 1778 met algemeene goedkeuring gekroond.
Hij werd lid van dit genootschap en in 1784 aangesteld tot directeur van deszelfs op te rigten museum van Natuurlijke geschiedenis en Natuurlijke werktuigen en tot bibliothecaris bij zijne boekverzameling. Onder zijn opzigt werd de groote en zeer sterk werkende electriseermachine vervaardigd. Zijne beschrijving er van, en de proeven daarmede genomen, alsmede van de werkingen der Voltaische kolom, wekte de opmerkzaamheid van alle natuurkundigen van Europa.
In 1777(?) werd hij gekozen tot directeur van het museum van Natuurlijke geschiedenis der Hollandsche maatschappij van wetenschappen te Haarlem, en in 1795 tot secretaris van deze maatschappij. Bij de oprigting van het koninklijk Nederl. Instituut was hij onder de eerst benoemde leden. In het jaar 1815 werd hij door Z.M. benoemd tot lid der commissie tot ontwerping der wetten voor het hooger ouderwijs, en begiftigd met de orde van den Nederl. Leeuw.
Hij stierf den 26 Dec. 1837 in het 88o jaar van zijn leven. Hij was ook lid van het prov. Utrechtsch Genootschap reeds in 1773 verkozen toen het nog werkzaam was onder de benaming van het kunstgenootschap binnen Utrecht onder de zinspreuk: Besteed den tijd met kunst en vlijt.
Hij is door W. van Senus in plaat gebragt.
Hij schreef:
Verhand. over het elektriseren. Gron. 1777 m. pl.
Redev over het nut der natuurkunde in 't algemeen en voor de geneeskunde in 't bijzonder. Haarl. 1777. 8o.
Bedenkingen en proefnemingen tot verbetering der middelen tot redding van drenkelingen met één plaat. Haarl. 1793. gr. 8o.