Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 12. Eerste stuk
(1869)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 301]
| |
Hessel. Hij woonde in 1504 op Martena-state te Kornjum. Hoewel zich overigens in de partijschappen niet mengende, werd hij echter een tegenstander van het Groninger verbond van 1491, omdat hij met vele andere, niet zonder grond, vreesde dat het op de vernietiging der Friesche vrijheid zou uitloopen. Ook ijverde hij met Worp Unia, Pieter Cammingha, en Frans Minnema er sterk tegen, dat de stad Leeuwaarden in dit verbond zou treden; doch te vergeefs, daar de gilden, door het gemeen aangezet, zulks doordreven. Later, voor grooter kwaad beducht, moest hij het voorbeeld van meest alle edelen volgen en zich zelf in het verbond begeven. Toen die van Sneek den eersten termijn hunner contributie aan dat verbond weigerden te betalen, werd Martena en eenige anderen beschuldigd het met hen eens te zijn, te Groningen gedagvaard en voor 100 rijnsche guldens in de boete geslagen. Hij was in 1504 een der gezanten naar George van Saksen, toen deze de vrije goederen der heerschappen in Friesland leenroerig wilde maken, bragt hem het onbillijke hiervan onder het oog en smeekte hem dit besluit in te trekken, hetwelk vooral door de stoutmoedige taal van Edo Jongema gelukte. In hetzelfde jaar onderteekende hij den reversaalbrief aan den hertog van Saksen. Hij huwde Sjouk, dochter van Keimpo Unia grietman van Leeuwarderadeel en had bij haar vier kinderen.
Zie Schotanus, Chr. v. Friesl. bl. 392, 393; Winsemius, Chr. v. Friesl. bl. 371, 385, 386, 391, 402; te Water, Verh. d. Edelen, bl. 94; Gabbema, Verh. van Leeuw. bl. 175, 185, 252; Charterb. D. II. bl. 344; van Sminia, Naaml. der Grietmannen, bl. 221, 222. |
|