[Doeke Doeckes van Martena]
MARTENA (Doeke Doeckes van), bastaardbroeder van den vorige, een man ‘van een onvertzaagd gemoed en stout wezen’, werd, op verzoek van Frederik Barbarossa, in 1176 door zijn vader naar Duitschland gezonden, waar hij zich door zijne dapperheid onderscheidde en in hoog aanzien bij den keizer kwam. Toen echter de keizer zich te Venetië voor den Paus vernederde, begeerde hij, ziende dat zoo een ‘hoogen potentaat en lofwaardigen krijgsman zich tot zulke kleinachting en vernedering gaf’, zijn afscheid, dat hij echter niet nam, toen hij hoorde, dat Barbarossa zich toerustte om naar Azië te trekken. Toen veranderde hij van besluit en volgde hem derwaarts, doch verdronk te gelijk met zijn heer bij het overtrekken van een rivier.
Zie Ocko Scharlensis, Chronijk van Friesland, bl. 99, 100.