[Maria van Gelre]
MARIA VAN GELRE, koningin van Schotland, was de dochter van den bekenden Arnold, hertog van Gelre. Zij huwde in 1449 met Jacobus II, koning van Schotland. De geschiedschrijvers roemen hare heldhaftigheid. Bij de belegering van Roxburg, in 1460, dat door de Engelschen bezet was, kwam koning Jacobus, door het springen van een slecht kanon, om; het leger begon daardoor den moed te verliezen en terug te wijken. Maar Maria begaf zich naar den krijgsraad, bragt er haren oudsten zoon, den troonerfgenaam, een kind van acht jaren, en sprak: ‘het zoude een schande zijn, mijne edele lords, de zoo dapper begonnen belegering op te breken. Voorwaarts! volhardt in uwe onderneming en keert niet terug, voor dat de belegering zegevierend geëindigd is. Laat men van u niet zeggen, dat zulke dappere mannen de aanmoediging van eene weduwe noodig hebben. De Schotsche edellieden ontvingen deze heldhaftige opwekking met vreugdegeschrei en zetteden de belegering zoo lang voort tot dat de uitgehongerde bezetting der vesting zich moest overgeven. Zij stierf in 1463. Bij gelegenheid dat men in 1848 eenige hoofdzakelijke herstellingen in de kelders der hoofdkerk te Edinburg deed, vond men een geraamte dat algemeen voor dat van Maria van Gelre werd gehouden. Het werd in een prachtige kist gelegd en naar den koninklijken grafkelder gebragt, welke plegtigheid door de stedelijke autoriteiten werd bijgewoond. Bij het voortzetten van het werk vond men eene week later een