[Arnold Manilius]
MANILIUS (Arnold), of de Man, omstreeks 1530 te Gent geboren, had van jongs af neiging voor de beoefening der fraaije letteren, was ervaren in de Grieksche en Latijnsche talen en in de poezij, en oefende zich ook in de geneeskunde. In 1561 begaf hij zich in gezelschap van zijn landgenoot Dionysius Handovius naar Parijs om zijne letteroefeningen voort te zetten. Eenige jaren later verbond hij zich aan Karel Rijm, ook een Gentenaar, die vijf of zes jaren gezant van keizer Maximiliaan was bij de sultans Selim II en Amurat III. De Man volgde hem naar Constantinopel, waar hij met verschillende belangrijke personen kennis maakte en vooral wegens zijne bekwaamheid in de Grieksche taal in hooge achting stond. In Duitschland wedergekeerd, hield hij zich onledig met het vergelijken van eene menigte handschriften, van plan ze later in het licht te geven, waarin hij door den dood verhinderd werd.
Hij schreef:
Carmen ad Victorem Giselinum vóór den Prudentius van dezen geleerde.
Elegiae.
Epigramnata.
Epitaphia.
Het is onzeker of deze gedichten zijn uitgegeven.
Zie Sanderus, de Gandav. p. 23, 24; Sweertius, Ath. Bat. p. 143; Foppens, Bibl. Belg., T. I. p. 60; Paquot, Mém. pour servir à l'Hist. Littér. des Pays-Bas, T. II. p. 186.