[M.J. van der Massen]
MAESEN (M.J. van der), een jongeling, die, bij het beste, gevoeligste hart, by de inneemendste zagtaerdigheyd, goedheyd en bescheydenheyd een dichterlyk talent bezat, dat geschapen was om keurige vrugten voord te brengen.’ Hij was een werkzaam lid van het Koninklijk genootschap van Taal- en Dichtkunde, onder de zinspreuk: Tot Nut der Jeugd. Men vindt van hem onderscheidene stukjes in den door dat genootschap uitgegeven Almanak, en in den, ten jare 1825, onder den titel van Gedichten en Verhandelingen, uitgekomen