Maatschappij tot aanmoediging der schoone kunsten te Mechelen een gouden medaille voor de beste zinnebeeldige ordonnantie op het huwelijk van den Prins van Oranje, en in 1818 de door de 4o klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut uitgeloofde eereprijs voor eene zinnebeeldige ordonnantie, de Hereeniging der Hollandsche en Vlaemsche Schilderscholen voorstellende. In hetzelfde jaar behaalde hij te Brussel den eersten prijs in de teekenkunst voor zijne compositie, voorstellende Alexander, den geneesdrank van zijnen geneesheer Philippus aannemende. In het volgende jaar droeg zijne schilderij, eene zaal, waarin de inenting der koepokstof bewerkstelligd wordt, bij de Koninklijke Maatschappij tot aanmoediging der schoone kunsten te Antwerpen den eereprijs weg, en in 1821 bekroonde hem de Amsterdamsche Maatschappij Felix Meritis voor zijne schilderij, Hagar met Ismael in de woestijn. In hetzelfde jaar legde hem de 4o klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut de jaarwedde van f 1200 toe, om in Italie zijne kunstoefening voort te zetten welke eer hem te beurt viel door zijne, in dit jaar, door de Koninklijke akademie te Antwerpen uitgeschreven compositie van Alexander bij Diogenes. In 1824 en de volgende jaren zag men op de tentoonstellingen verdienstelijke voortbrengsels van zijne hand. In 1826 keerde hij naar zijn vaderland terug, doch vertrok spoedig weder naar Italie, waar hij te Rome, in 1856, in den ouderdom van 62 jaren, overleed. Tot zijne beste werken behooren de Barmhartige Samaritaan, op het Paviljoen te Haarlem, de Aanbieding van het kind Jezus aan St. Anna; het portret van den Hertog van Saxen-Weimar, van de Hoogleeraren Schrant, van
Maanen en der Baronesse van Keverberg. In 1839 verkreeg hij de zilveren medaille voor eene vrouw uit de omstreken van Rome en in 1841 de gouden voor eene Maria Magdalena te's Hage door hem geëxponeerd. Hij was Lid der Koninklijke Maatschappij der schoone kunsten te Gent. Zijn portret komt voor in de Collection des Artistes, etc. par J.J. Eeckhout, Brux. 1822. in fol.
Zie Immerzeel, Lev. en werk. der Holl. en Vl. Kunstsch. D. III. bl. 195; Kramm, Lev. en werk. der Holl. en Vl. Kunstschilders, D. IV. bl. 1042.