[Ludovicus Cornelius Maas]
MAAS (Ludovicus Cornelius) was de jongste der vier zonen van den heer Laurens Maas, Remonstrantsch Predikant te Moordrecht. Alzoo zich bij hem de lust tot de zeedienst reeds vroeg openbaarde, deed hij, na de noodige voorbereidende wetenschappen beoefend te hebben, zijne eerste reizen met Z.M. fregat Maria Reigersbergen, onder bevel van den heer Everdingen van den Nieuwpoort, die later door den kapitein J. de Groot opgevolgd werd. Onder bevel van den laatstgenoemde woonde hij, op gemelden bodem, de expeditie tegen de Moluksche eilanden bij, en verwierf door zijne uitstekende kundigheden, braaf gedrag en moed, dermate de achting van zijnen kapitein, dat toen deze later een' tweeden togt naar de Oost-Indien moest doen, hij den Minister van Marine verzocht, dat Maas bij hem in dienst zoude worden gesteld, gevende daarbij een uitmuntend getuigschrift van 's mans wezenlijke verdiensten, zoodat Maas, met volle ruimte tot Luitenant ter zee 2e klasse werd benoemd. Bij de roemvolle expeditie tegen Palembang, verwierf Maas, door zijn moed en beleid, in den jare 1822, de militaire Willemsorde 4e klasse; vervolgens deed hij met Z.M. schip van Oorlog Waterloo weder een' togt naar Oost-Indien, daarna twee naar de West, en bij den Belgischen opstand was hij geplaatst op Z.M. fregat Proserpina. Bij zijn examen tot Luitenant ter zee 1e klasse, legde hij eene dermate uitstekende bekwaamheid aan den dag, dat de Utrechtsche Hoogleeraar J.F.L. Schröder, die hem daartoe onderzocht, van hem getuigde nooit zulk een bekwaam jong mensch geëxamineerd te hebben. Maas was voorts een streng zedelijk man, meestal ernstig en denkend, doch vatbaar voor vriendschap en aangenaam
in gezelschap; jammer dat zulk een jong mensch zoo vroeg aan het vaderland werd ontrukt. Bij het gevecht op den gedenkwaardigen dag van 27 October 1830, werd deze verdienstelijke man door een kogel zoodanig getroffen, dat hij een half uur daarna overleed, naauwelijks 30 jaar tellende.
Uit Partic. berigt.