[Jan Maan]
MAAN (Jan), te Rotterdam geboren, leefde ten tijde van Smits en de Haes, doch stond verre beneden hen in dichterlijke bekwaamheden. Hij schreef twee uitgebreide bijbelsche verhalen in rijm, namelijk:
De gestrafte Hoogmoed, of de Maaltijd van den Koning Belzazar, in dichtmaat. Amsterd. 1749. 4o.
De Godvrucht op den throon of de Triomph van Daniël in den Leeuwenkuil in dichtmaat uitgebreid. Rott. 1753. 4o.
Voorts:
Dank- Vast- en Bede-offer, den doorluchtigen Landbeschermer der VII vrijgevogten volkeren toegezwaaid. Rott. 1751. 4o.
Rouw-Bazuin, gestoken over den dood en de uitvaart van zijn doorluchtige Hoogheid, Prins Willem den IVden. Amst. 1752. 4o.
In de Bibliotheek van Ned. Letterk. te Leyden berusten van hem elf Godsdienstige Gedichten, Zangen ter eere van het Oranjehuis en Huwelijkszangen. Rott. 1748-1759. 4o.
Zie Cat. D. I. bl. 358; Witsen Geysbeek, Biogr. Anth. Crit. Woordenb. D. IV. bl. 266; Arrenberg, Naaml. v. boek., bl. 273.