aangekomen, werd hem de bemagtiging van St. Amand en Montagne opgedragen, waarvan hij zich voortreffelijk kweet, en alzoo den val van Doornik voorbereidde. In den daarop gevolgden veldslag bij Malpaquet voerde hij het bevel over den regtervleugel en onderscheidde zich door eene dapperheid, die aan roekeloosheid grensde. In weerwil van een allerhevigst vuur, drong hij door tot in de eerste en tweede verschansing des vijands, en stond hij op het punt om de derde te bemagtigen, toen zijne soldaten voor de overmagt van versche troepen begonnen te wijken. Naauwelijks had de prins dit bemerkt, of hij grijpt den standaard van het regiment van Mey, en met eene verwonderlijke kloekmoedigheid en bedaardheid zijne benden op nieuw ten strijde voerende, plaatste hij met eigen hand den standaard op 's vijands verschansing, waardoor weldra de zege bevochten was.
Na in het laatst van October met prins Eugenius Bergen in Henegouwen te hebben ingenomen, verliet hij het leger, doch was in 1710 weder tijdig in het veld, en mogt hij Douai en St. Venant, na hevige belegeringen, helpen veroveren. In het begin van 1711 was hij wederom naar het leger vertrokken, hetwelk hij voor het laatst in Julij verliet, toen hij naar 's Hage werd geroepen, om de geschillen met den koning van Pruissen, over de erfenis van koning Willem III, te vereffenen. Met de heeren Hilken, Verschuur, Plettenberg en eenige anderen trok hij derwaarts.
Op den 14den Julij kwamen zij tegen den middag aan den Moerdijk, van waar zij zich naar het Strijensche Sas moesten laten overzetten. Na hier eerst in eene schuit getreden te zijn, stapte de prins vervolgens over in de pont, waar zijn koets in stond, om zich alzoo voor de opkomende wind en regen te beveiligen. Toen zij nu digt bij land waren, en de schipper wilde wenden om het haventje te bereiken, wierp een rukwind het vaartuig op zijde, waardoor de prins, en allen die bij hem waren, in het water vielen. Een tijdlang hield de vorst zich aan den heer du Tour vast, doch een geweldige golf spoelde hem van daar en sleepte hem naar den grond. In doodsangst riep hij nog uit: Heer ontferm u mijner, wij vergaan! en de held van Malplaquet vond, met zijnen getrouwen Hilken, den dood in de golven, dien hij te midden van honderden kogels op het slagtveld ontgaan was.
Zoo was het treurig einde van den vier en twintigjarigen vorst, van wien het vaderland zulke goede verwachtingen koesterde. 's Prinsen lijk werd door een schipper, van de Klundert komende, acht dagen later, digt bij de plaats des ongevals, opgevischt. Men bragt het naar Dordrecht, van waar het, gebalsemd, naar Leeuwarden gevoerd werd, waar het op den 25sten Februarij 1712 met groote statie, in het graf zijner voorvaderen, werd bijgezet.