[Jacobus Carolus Huysmans]
HUYSMANS (Jacobus Carolus) werd den 14 December 1776 te Breda geboren en ontving zijn opleiding, als kunstschilder, van J.H. Frederiks. Toen deze in 1793 bij het beleg en de inneming dier vesting door den Franschen generaal Dumouriez, haar met andere ingezetenen had verlaten, ontving Huysmans zijn verdere opleiding aan de teekenschool in 1798 door een der oudprofessoren van de akademie te Antwerpen, met behulp der stadsregering te Breda gevestigd, waarbij hij de eerste medailje behaalde. In 1802 zette hij zijne oefening aan de akademie te Antwerpen voort en behaalde in 1803 den eersten prijs naar het antieke standbeeld. Ook hield hij zich daar bezig met het kopieeren van voorname oude meesters. Hij keerde in 1804 naar Breda terug, waar hij vlijtig naar de natuur studeerde en in 1805 twee stukken naar de tentoonstelling te Antwerpen zond. Een ongemak aan het regteroog hield hem twee jaren van den schilderezel af en eerst in 1807 was hij in staat eene schilderij op de eerste tentoonstelling te Mechelen te zenden. Veel eer had hij van zijne vier schilderijen die op de eerste Amsterdamsche tentoonstelling in 1808 gezien werden. Zijne kunst, die hoofdzakelijk uit landschappen met vee bestond, was zeer gezocht en werd voor goede prijzen verkocht. In 1830 benoemde hem koning Willem I tot leeraar in de teekenkunst aan de koninklijke akademie te Breda, doch hij kon slechts weinige jaren deze betrekking vervullen, daar hij in 1835 wederom een gebrek aan het oog bekwam, dat in 1837 tot volslagen blindheid overging en hem dwong zijn eervol ontslag te nemen. Hij overleed te Ginneke, den 29 September 1856.
Zijne zonen Constantinus Cornelis en Victor Godefridus Joannes beoefenden beiden de kunst.
Zie Kramm, t.a.p., bl. 778; Aanhangsel, bl. 87.