Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Tweede stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Christiaan Huygens]HUYGENSGa naar voetnoot(*) (Christiaan), tweede zoon van Constantijn, werd den 14 April 1629 te 's Hage geboren. Met zijn dertiende jaar begon zich reeds zijne zucht voor de werktuigkunde te ontwikkelen, en, zooals wij door zijnen vader aangeteekend vinden, ‘begreep hij, in 1643, met een zonderlinge promptitude al hetgeen de mechanique of eenig ander deel der mathesis mogte aangaan, ook straks raad wetende, om bij model of te ander handwerk voor den dag te brengen hetgeen hij maar ergens van zulks gelezen ofte door anderen gehoord had. Zelfs met groote vaardigheid teekende hij alle gesnedene prenten en diergelijken hem voorkomende na, bestedende voorts de snipperuren van zijnen tijd aan molentjes en andere modellen te maken, zelfs tot een draaibank toe, dat hij dit jaar zoo bijeen had weten te snuffelen, dat hij al eenig goed daarop begon te draaijen.’ In 1644 begon hij de wiskundige wetenschappen te leeren, onder zekeren J. Stampioen, een | |
[pagina 1518]
| |
Nederlandsch wiskunstenaar, die, ofschoon eenige werken over de wiskunde geschreven hebbende, niet algemeen bekend is, en alleen door zijnen uitmuntenden leerling zijne meeste vermaardheid verkregen heeft. Het blijkt uit de brieven van pater Mersennus aan Constantijn Huygens, dat Christiaan in 1646 moeijelijke vraagstukken had opgelost en het voornemen had om nog moeijelijkere tot het onderwerp zijner overdenkingen te maken. Carthesius schreef op het einde van 1646: ‘eenigen tijd geleden heeft mij de hoogleeraar van Schooten een geschrift van den tweeden zoon van den heer van Zuilichem gezonden, betreffende eene uitvinding in de wiskunde die hij gezocht had, en ofschoon hij er nog niet naar genoegen in geslaagd is (hetwelk niet vreemd is vermits hij iets zocht dat nooit door iemand is kunnen gevonden worden) zoo heeft hij de zaak op zoodanig eene wijze aangevat, dat ik mij verzekerd houde dat hij in die wetenschap uitmunten zal.’ In 1646 bezocht hij de hoogeschool te Leyden, waar hij onder Vinnius de regten beoefende en zijne wiskundige studien onder den hoogleeraar van Schooten voortzette. Hij vervolgde zijne regtsgeleerde studien in 1646 1647 en 1648 te Breda, bij gelegenheid dat aldaar een doorluchtige school, onder bestuur zijns vaders, was opgerigt. In 1646 vergezelde hij graaf Hendrik van Nassau naar Denemarken. Daar nu Descartes zich toen in Zweden bevond, verlangde Huygens zijne reis derwaarts voort te zetten en dezen grooten man te zien, 't geen echter niet mogt gebeuren daar de graaf te spoedig naar Holland terugkeerde. In 1655 deed hij eene reis naar Frankrijk, waar hij zich met zijn broeder Constantijn, die hem op reis vergezelde, toelegde op het slijpen van verrekijkers, waarin hij het tot een groote hoogte bragt. Kort daarna vestigde hij zijne aandacht op de toen nog geheel onontwikkelde leer der combinatiën en variatiën, waarvan zijne verhandeling over de Kansen in het spelen, door van Schouten in het Latijn vertaald, onder den titel de ratiociniis in ludo aleae een uitvloeisel is. Na te Angers tot doctor in de regtsgeleerdheid bevorderd te zijn, deed hij een reis naar Engeland, waarna hij terugkeerde naar Parijs, waar hij lid werd van de akademie van wetenschappen en hij zich, op uitnoodiging van Colbert, op een groote jaarwedde en een woning in de koninklijke bibliotheek vestigde. Geen gedeelte van het door hem gekozen vak of hij legde er zich met het uitstekendste gevolg op toe. De gezigtkunde heeft aan hem belangrijke verbeteringen aan de verrekijkers te danken; hij vervaardigde werktuigen | |
[pagina 1519]
| |
van buitengewone grootte, en schonk er twee aan de koninklijke akademie te Londen, van welke het eene 120 het andere 130 voet brandpunts afstand had. Hij schreef eene verhandeling over het licht, waarin hij zich op eene scherpe wijze voor het stelsel van undulatie verklaarde, en de dubbele straalbreking in het IJslandsche kristal zeer vernuftig uitlegde. Als sterrekundige behaalde hij grooten roem door de ontdekking van een der wachters van Saturnus, en door de tot dus verre onverklaarde zonderlinge gedaanten dier planeet op eene zeer eenvoudige wijze op te helderen, door aan te wijzen dat dit hemelligchaam eenen ring om zich heeft, die dus door hem als zoodanig is ontdekt. De droomerijen van zijnen Cosmotheoros, waarin hij onderstellingen opeenhoopt aangaande de natuurlijke gesteldheid en de bewoners der planeten, zijn in allen gevalle droomerijen van een buitengewoon vernuft. In de wiskunde toonde hij zijne groote ervarenheid door beschouwingen over de Conoide, Spheroide en Eufoide enz. In de werktuigkunde behoeft men slechts zijne schitterende uitvinding der slingeruurwerken te noemen, en ontwikkelde hij de middelpuntvliedende kracht der in eenen cirkel bewogen ligchamen alsmede den voorslag om de lengte van den seconde-slinger te bezigen als middel tot het nasporen van de zwaartekracht der aarde of van de valhoogte eens ligchaams in de eerste seconde, - hem ontbrak slechts ééne schrede om de ontdekker te zijn der algemeene zwaartekracht, door welke Newton zijn naam onsterfelijk heeft gemaakt. Minder bekend is het, dat hij ook goede portretten teekende, o.a. dat van zijn vader, waar naar door Cornelis Visscher een gravure is vervaardigd, dat men voor de Korenbloemen vindt. De meeste zijner ontdekkingen geschiedden in Frankrijk waar hij bijna zonder tusschenpozingen van 1666 tot 1681 bleef. Reeds voor hij zich daar had neergezet, was hij tweemaal in Engeland geweest, als eens in 1661, toen hij er zijne wijze om de glazen te slijpen bekend maakte, en andermaal in 1663, toen hij er tot lid der koninklijke maatschappij te Londen benoemd werd. Zijne gezondheid werd door den aanhoudenden arbeid van zijn geest van tijd tot tijd gestoord, zoodat hij in de jaren 1670 en 1675 tot herstel zijner krachten genoodzaakt was een reis te doen, waarna hij telkens naar Parijs terugkeerde, doch in den jare 1681 zeide hij Frankrijk voor altijd vaarwel, afziende van al de voorregten, die hij aldaar genoot en zette zich in Holland neder. Daar bragt hij dan ook het overige gedeelte zijns levens met het be- | |
[pagina 1520]
| |
oefenen zijner geliefkoosde wetenschappen en het doen van ontdekkingen door. Intusschen deed hij nog eens in 1689 een derde reis naar Engeland. Volgens Condorcet waren de laatste jaren van Huygens leven, door huisselijke onaangenaamheden verbitterd geworden, welligt, zegt hij, namen zijne nabestaanden het euvel, dat hij van alle voordeelen, die ook op hen invloed zouden gehad hebben, afgezien had en alleen een groot man geweest was. Hij overleed te 's Gravenhage den 8 Junij 1695, in den ouderdom van 66 jaren, en liet bij zijnen uitersten wil al zijne papieren aan de bibliotheek van Leydens hoogeschool; verzoekende twee geleerde mannen, met name Burcher de Volder, hoogleeraar in de wijsbegeerte aan gemelde hoogeschool en Bernard Fullenius, hoogleeraar aan de hoogeschool te Franeker, eene keuze te willen doen van hetgeen in staat zou zijn het licht te zien, zoo als zij ook inderdaad in 1700 hieraan voldeden en een gedeelte der werken van Huygens ter perse bragten. Sedert is in den jare 1724 eene volkomene uitgave van Huygens werken door 's Gravesande bezorgd. Twee boekdeelen onder den titel van Opera Varia behelzen, in vier afdeelingen, de mechanische, geometrische, astronomische en mengelschriften van dien schrijver, terwijl in 1827 nog 2 deelen, onder den titel van Opera reliqua, volgden, die de verhandelingen over het licht en de zwaarte behelzen, benevens datgene hetwelk den inhoud zijner Opuscula posthuma uitmaakt. Huygens bezat een uitgebreide briefwisseling van een gedeelte, bestaande in de briefwisseling van H. met Leibnitz en l'Hôpital zijn door prof. Uylenbroek in 1834 in 2 deelen in het licht gegeven. Weinige Nederlandsche geleerden hebben zulk een groote roem buiten 's lands verworven. Newton noemde hem ‘summus Hugenius.’ Zijn vader schreef ‘dat zijn roem naauwelijks door de geheele wereld omvat werd.’ In 1857 is door de vereeniging ter beoefening der geschiedenis van 's Gravenhage, boven zijn grafkelder, in de Groote- of St. Jacobskerk te 's Hage, waarin het lijk van den beroemden man, nevens dat van zijnen weinig minder uitstekenden vader rust, een vierkante zwarte gedenksteen geplaatst, waarop met gouden letters gelezen wordt:
GRAFPLAATS van CONSTANTIJN en CHRISTIAAN HUYGENS.
Zijn portret is op verschillende wijze uitgevoerd en uitgegeven. | |
[pagina 1521]
| |
Hij schreef: Theoremata de Quadratura Hyperboles, Ellipsis et Circuli, ex dato portionum Gravitatis centro, Quibus subjuncta est Εξεταςις Cyclometriae il. viri Gregorii a S. Vincentio editae anno 1647 in 4o. (Opera. Varia, L.B. 1724, p. 309). De Circuli Magnitudine inventa. Accedunt Problematum quorundam illustrium constructiones, L.B. 1654 4o. (O.V. p. 351). De Saturni Lunâ, observatio nova. Hagae comit. 1656, 4o. (O.V. p. 523). Ad C.V. Franc. Xaverium Ainscom S.J. Epistola, bua diluuntur ea quibus Εξεταςις Cyclometriae Gregorit a S. Vincentio impugnata fuit. Hagae comit. 1656 4o. (O.V. p. 341). De Ratiociniis in ludo Aleae, achter de Exercitationum Mathematicarum libri quinque, L.B. 1757, 4o. van Fr. Schoten. H. had dit boekje in het Holl. geschreven, doch zijn leermeester Schoten vertaalde het in het Latijn, H. was de eerste die over dit onderwerp schreef. Sauveur, Bernouille en de Montfort deden het later en naauwkeuriger. Brevis Institutio de usu Horologiorum ad inveniendas Longitudines. H. schreef dit werk in het Nederd. Men vindt het in het Latijn in O.V. p. 193. (De Holl. uitg. verscheen in 1657) Horologium, Hagae comit. 1658, 4o. (O.V. p. 1). Systema Saturninum sive de caussis mirandorum Saturni phaenomenon et comite ejus planeta nova. Hagae comit. 1659 4o. (O.V. p. 533). Brevis assertio systematis Saturnii sui. Hagae comit. 1660 4o. (O.V. p. 619). Dit geschrift was het antwoord op een dat zijn stelsel had aangetast met den titel: Eustachii de Divinis Septempedani in systema Saturnium Christ. Hugenii. Hagae comit. 1660, 4o. Lettre du Février 1665 sur les Horloges à pendule in het Journal des Scavans du 23 Février 1665. Lettre du 26 Février 1665 sur le même sujet in het Journal du 16 Mars 1665 en in het Latijn in O.V. p. 213. Relation d'une observation faite dans la Bibliothèque du Roi à Paris le 12 Mai 1664 d'un Halo, ou couronne à l'entour du soleil, avec un discovrs de la cause de ces Météores et de celle des Parélies, Paris 1667 4o. In het Latijn in de Opera Posthuma. Examen du livre de Mr. Gregory, intitulé Vera Circuli | |
[pagina 1522]
| |
et Hyperboles Quadratura in het Journal des Scavans du 2 Juillet 1668. In het Latijn in de O.V. p. 463. Hierop antwoordde Gregory in de Philosophical Transactions. Dit gaf Huygens aanleiding tot het schrijven van Lettre à l'Auteur du Journal des Sçavans, touchant la Réponse que Mr. Gregory a faite à l'Examen du livre intitulé Vera Circuli et Hyperboles Quadratura, in Journal des Scavans du 12 Novembre 1668, in het Latijn in O.V. p. 272. Gregory gaf hierop een repliek in de Phil. Transact. Observation de Saturne faite à la Bibliothèque du Roi in het Journal des Sçavans du 11 Février 1661 en in het Latijn in de O.V. p. 637. Lettre sur le mouvement qui est produit par la rencontre des corps in het Journal du 18 Mars 1669, en in het Latijn in O.V. Lettre touchant la Lunette Catoptrique de mr. Newton, in het Journal du 29 Février 1672, in het Latijn in O.V. p. 757. Lettre touchant les Phénomènes de l'eau purgée d'air, in het Journal de Juillet 1672, in het Latijn in O.V. p. 769. Lettre touchant la figure de la Planète Saturne, in het Journal du 12 Décembre 1672, en in het Latijn in O.V. p. 638. Lettre touchant une nouvelle manière de Baromètre, qu'il a inventée, in het Journal du 12 Décembre 1672 en in het Latijn in O.V. Horologium Oscillatorium, Paris, 1673 fol., en in O.V. p. 27. Dit werk bevat; Descriptio Horologii oscillatorii. De descensu gravium, et motu eorum in Cycloîde. De evolutione et demensione Linearum curvarium. De centro oscillationis seu Agitationis. Horologii secundi constructio et Theoremata de vi centrifuga. Lettre touchant une nouvelle invention d'Horloges trèsjustes et très-portatives, in het Journal des Sçavans du 25 Février 1675 en in het Latijn in de O.V. p. 253. Lettre touchant une nouvelle manière de Microscope, in het Journal du 15 Août 1678, in het Latijn in O.V. p. 794. Nouvelle invention d'un Nweau à Lunette, qui porte la preuve avec soi, et que l'on vérifie et rectifie d'un seul endroit, in het Journal du 29 Février 1680, en in de O.V. p. 254. Démonstration de la justesse de ce Niveau, in het Journal | |
[pagina 1523]
| |
du 26 Février 1680 en in het Latijn in O.V. p. 258. Réponse à une Remarque faite par Mr. L'Abbé de Catelan contre sa Proposition IV du Traité des Centres de Balancement, in het Journal du 29 Juin 1682, in het Latijn in O.V. p 222. De repliek van den abt bestaat in twee geschriften; het een in het Journal du 20 Juillet, het andere in dat van 14 Septembre. Daarenboven schreef hij in dat van 7 Septembre eene Objection contre le Mouvement Cycloîde des Pendules. Verscheiden geleerde werktuigkundigen namen deel aan dezen twist. Bernouille van Bazel nam de pen voor Huygens op en schreef in het Journal du 24 Avril 1684: Réponse à la Réplique de Mr. l'Abbé de Catelan touchant les 'Centres d'Agitation, in het Jourual du 5 Juillet 1684, in het Latijn in O.V. p. 131. Het blijkt niet dat Catelan, Huygens geantwoord heeft, maar hij deed het Bernouille in het Journal du 11 Septembre 1684. Hierop antwoordde Bernouille in de Acta Eruditiorum Lipsiensia 1680 p. 336. Toen de markies de l'Hopital, zes jaren daarna, dit stuk van Bernouille gelezen had, schreef hij aan Huygens over dit onderwerp. Zijn brief leest men in het gemelde Journal de Juin 1690 p. 420. Remarques de Mr. Huygens sur la lettre de Mr. le Marquis de l'Hopital et sur l'Ecrit de Mr. Bernouille, in hetzelfde Journal p. 449, en in het Latijn in O.V. p. 246. Solution du probléme proposé par Mr. de Leibnitz: Trouver une Ligne de Descente, dans laquelle le corps pesant descende uniformement, et approche également de l'Horizon en tems égaux, in de Nouvelles de la République des lettres du mois d'Octobre 1687 p. 1110, in het Latijn in O.V. p. 290. Astrocopia compendiaria, Tubi optici molimine liberata, Hagae comit. 1684, 4o., in de O.V. p. 261. Traité de la Lumière, où sont expliquées les Causes de ce qui arrive dans la Réflection et dans la Réfraction, et par iculiérement dans l'étrange Réfraction du cristal d'Islandet ave un discours de la Pesanteur, Leyde 1691, 12o., in het Latijn in O.V. T. I. p. I. Lettre touchant le Cycle Harmonique in l'Histoire des Ouvrages des Sçavants du mois d'Octobre 1691 p. 78, in het Latijn in O.V. p. 745. Solatio problematis de Lineâ Catinaria, in Acta Erud. 1691, p. 281 en in O.V. p. 292. Canstruction d'un probléme de Géométrie: Trouver une Ligne égale à une partie donnée de la Ligne Logarithmétique | |
[pagina 1524]
| |
in l'Histoire des Ouvrages des Sçavans du mois de Fèvrier 1693 p. 244, in het Latijn in O.V. p. 507. De Problemate Bernouilliano, in Actis Lips. anno 1693 proposita, in de Acta van hetzelfde jaar, p. 475 en in de O.V. p. 516. Constructio Universalis Problematis a Joanne Bernouillio proposita, in de Acta Erud. 1694 p. 338 en in O.V. p. 508. Epistola ad G.G. Leibnitzium over hetzelfde onderwerp in de Acta van hetzelfde jaar en in de O.V. t.a.p. Remarque sur le Livre de la Manoeuvre des Vaisseaux de Mr. Renau, in l'Histoire des Ouvragee des Sçavants du mois d'Avril 1694, en in de O.V. p. 292. Renau op deze Remarque in de Journaux du 16 et 23 Mai 1695 geantwoord hebbende, schreef Huygens: Replique à la Réponse de Mr. Renau, in l'Histoire des Ouvrages des Sçavans du mois d'Avril 1694 p. 355, en in het Latijn in O.V. p. 305. Kosmostheoros, sive de Terris coelestibus eorumque ernatu conjecturae, ad Constantinum Fratrem, Guilielmo III Magnae Britanniae Regi a Secretis. Hagae comit. 1698, 4o. en in O.V. p. 641; vert. in het Fransch met dezen titel (aan Fontenelle ontleend): Nouveau Traité de la pluralité des mondes, par feu Mr. Huygens, traduit du Latin en Français par M. D(u Four), Paris 1702, 12o. In het Engelsch (The celestical worlds discovered, or conjectures concerning the inhabitants of the Planets, Lond. 1698, 8o.), Duitsch: Vernunftiger Weltbeschauer oder Muthmissungen ueber die Planeten, Zurig 1767, 8o. en in het Hollandsch (Wereldbeschouwer of gissingen over de Hemelsche aardkloten en derzelver cieraad, 's Hage 1698 8o.) Onderzoek over de Hemelsche Aardklooten en derzelver sieraad, m. pl., uit het Latijn vertaald door P. Rabus, Amst. 1754, 8o. Een verslag van het werk van H. geeft Rabus in Boekz. van Europa 1698 b bl. 281 volgg. In Divers ouvrages de Mathématique et de Physique par Messieurs de l'Académie Royale des sçiences, Paris 1693, fol., vindt men eenige verhandelingen van Huygens ook opgenomen in zijn O.V., als ook 13 in de Philosophical Transactions. Opuscula posthuma, quae continent Dioptricam, Commentarios de vitris figurandis, Dissertationum de Coronâ et Parheliis, Tractatum de Motu et de Vicentrifuga, Descriptionem Automati Planetarii, L.B. 1703, 4o. Opera Varia, L.B. 1724, 4o. Opera reliqua, Amst. 1728, 4o. 2 t. | |
[pagina 1525]
| |
C. Hugenii aliorumque viror. celeb. Exercitationes mathematicae et phitosophicae. Ex mss. in Bibloth. Lugd. Bat. servatis ed. P.J. Uylenbroek, Hagae comit. 2 vol. 4o. In hands.: Die op de Bibl. Lugd Bat zijn beschreven op den Catal. 1716 p. 351 seqq en gelijk ook die van zijn vader op Cat. Libror. mss. qui inde ab anno 1741 Bibliothecae Lugduno-Batavae accesserunt, Lugd. Bat. 1852, p. 283 seqq. Deze brieven, bestaande uit 8 deelen in folio, zijn in 1822 door koning Willem I aan de Bibliotheek vereerd. Chaufepié vermeldt: Traité sur l'aimant onder de Mss. de l'Acad. Royale des sçiences de Paris. Quantité de Pièces de Huygens dans les Registres de la Société Royale, qui n'ont jamais paru. Lettre orig. de Mr. Huygens, datée de La Haye du 10 d'Août, touchant le poids de l'air à une hauteur donnée; et réciproquement le poids de l'air donné, trouver la hauteur pu lieu. Op den Cat. der mss. van mr. J.H. van Swinden, Amst. 1866, p. 6. Edition des Exercitat. Mathemat. de Chr. Huygens publiées par le prof. Uylenbroek en 1833, 4o. - Brouillons, listes de toutes les lettres de Huygens, notices etc. De heer A.D. Schinkel te 's Hage bezat: C.H. Zulechemi Epistolae autographae ad permultos sui saecuti viros in quibuscumque studiis, Mathematicis, Geometricis et Opticis praesertim celeberrimos, 2 dln. en een pakket. Astronomische en andere geschriften in een pakket. Fransche brieven aan zijnen oudsten broeder Constantijn Huygens, over onderscheidene kunsten en wetenschappen van 1646 tot 1695. In een pakket. Brieven aan Philip Doublet van St. Anneland, zijnen zwager, van 1666 en volgende jaren. In een pakket. Brieven aan zijnen broeder Lodewijk Huygens, van 1646 tot 1689 over onderscheidene kunsten en wetenschappen handelende, als bijzonder over de slingeruurwerken en den ring van Saturnus, beide door C.H. ontdekt. Eigenhandige brieven van Christiaan Huygens aan zijnen broeder Lodewijk, benevens eenige van Susanna aan haren broeder Chr. Huygens, van 1640-1689. Zie Opgave der handschriften van Const. en Chr. Huygens, 's Hage 1840. Ook op de Catalogi mss. van te Water, Koning, van Voors, van Maanen enz. komen brieven van C.H. in mss. voor. | |
[pagina 1526]
| |
Zie Vita C.H. voor T. I. der Opera varia; Saxe, Onom., P. V. p. 7; Krantzius ad Conrigium, Sace. XVII C. II. p. 202; Montucla, Hist. Matheseos, T. II. P. IV. L. I. § X. p. 66; Cat. Bibl. Bunav., T. I. Vol. II. p. 1345; P.J. Uylenbroek, Oratio de fratribus Christiano atque Constantino Hugenio, artis dioptricae cultoribus in Annal Acad L.B. 1837-1838, p 5; Morhofii Polyh. i.v.; Hugenii Vita propria, p. 75; J.G. de Chaufepié, Nouv. Dict., T. II. voc.; Niceron, Mém., T XIX. p. 214; Eloge de H., in Hist. des Ouvrages de Scavans, 1695, Août, 542; Condorcet, Eloge de H. (Oeuvres compl. de C., T. I.). Journal des Savants 1674; Delambre, Hist. de l'Astronomie moderne, T. II.; Arago, Astron. popul., T. II. p. 48, T. IV. p. 462; Moreri, Nouv. Dict. Hist i.v.; Biogr. Univ, Nouv. Biogr. gén., T, XXIII, p. 681 suiv.; Biogr. univ. anc. et moderne, T. XXI, p. 95 suiv.; Dict. univ. hist. et crit., T. VIII. p. 592, 593; Poggendorff, Biogr. Litt. Handwërterb. zur Geschichte der Exacte Wissenschaften, B. I. S. 1165 (ook over de beide Constantijns) Allgem. Encyclop.; Bossuet, Essai sur l'Hist. gén. des Mathém., T. II. p. 22; Commercium Epistolicum, T. I. p. 12; Joannis Bernouille, Opera, T. I. p. 179, 186, 247; Levensbeschrijving van eenige voorname mannen, D. II. bl. 227-232; J.H. van Lennep, Klok van Chr. II., in Letterb. 1860, bl. 5; P. Harting, een Gedenkteeken voor C.H., in Alb. der Nat. 1860, bl. 55; J.H. van Swinden, over H. als uitvinder der slingeruurwerken, in Verh. van 't Inst. 1ste Kl., D. III. bl. 27; W.O. Geelhoed, de Gebr. Chr. en Const. Huygens en von Humboldt, in Rec. ook der Rec. 1852, D. II. bl. 105; F. Kaiser, Iets over de Kijkers van Chr. en Const. Huygens, in Instituut, D. VI. bl. 396; A. van Beek, C.H., de uitvinder der Slingeruurwerken, in Letterb. 1821, D. II. bl. 131; Gedenksteen voor Chr. en Const. Huygens, in Letterb. 1857, bl. 243; Oordeel van C.H. over de Gebroeders de Witt, en Testament van C.H., Heer van Zeelhem, bij Schinkel, Nad. bijzonderheden betreffende Const Huygens en zijne Familie; M. Lemans, Levensber. van C.H., in eene redevoering uitgesproken in het letteroefenend Genoots. Tot Nut en Beschaving, den 16 van Lentemaand 1820 Aitzema, Sack. van Staet en Oorl, D. VI. bl. 204 enz.; Doodsberigt, in Rabus, Boekz. van Europa 1695, b, bl. 18; Siegenbeek, Geschied. der Leydsche Hooges., D. I. bl. 221, 251, 253, D. II. bl. 34, 35, 62, 63, 104; van Kampen, Bekn Geschied. der Nederl. Lett. en Wetens, D. II. bl. 67-69, 141, 293; Collot d'Escury, Holl. roem, D. VI. St. I. bl. 207-210; Schijn, Geschied. der Mennon., D. III. bl. 438, 442, 443, 446-450, 457; Immerzeel, Lev. der Schild, D. II. bl. 68; Konst- en Letterb. 1816, bl. 216, 350, 1820, D. I. bl. 322, D. II. bl. 131; Luiscius, Hoogstraten, Kok, Nieuwenhuis, Kobus en de Rivecourt, Muller, Cat. van Portr. |
|