als staatszaken onderscheidden, en een der veroveraars van Cadiri in het gebied des keizers van Oost-Java.
Hij was het die aan C.E. Rumphius op Amboina inlichting vroeg over sommige punten van land- en volken-, kunde op Nieuw Guinea, de Z.O. eilanden van Java China, Japan en Tartarie. De vragen kwamen uit het vaderland van wegen den burgemeester van Deventer. Gijsbert Cuper, die ze ten deele voor Nicolaas Witsen deed. Het antwoord op die vragen is geboekt in Sloet's Tijdschrift voor Staathuishoudk. en Stat. D. XIII. (1856) bl. 125-141.
Zie Valentijn, O. en N. Oost-Indien, D. I. St. II. bl 333, 372, 402, D. II. bl. 227, D III. St. II. bl. 69, 77, D. IV. a. bl. 111; van Kampen, Vad. Karakterk., D. II. bl. 559, 560; Chron. van het Hist. Genoots., D. VIII, bl. 338.