bestaan. In 1805 verpligtte van Hulst het lezend publiek voor de eerste maal aan zich door de uitgave van een uitgebreid werk:
Gods grootheid uit de werken der Natuur, met aanteekeningen en mengelwerk, met eene plaat en het portret, (Rott. 1805 8o.), waarvan Smits een gunstig getuigenis gaf, terwijl Bilderdijk zulks deed van zijn
Bloemen en vruchten, zijnde eene verzameling van ernstige en boertige stukken, Rott. 1811, gr. 8o.
Vier jaren te voren (Rott. 1806) was zijn Vrolijke lentezang en mengelwerk in het licht verschenen. Deze werden gevolgd door:
De gezangen van den winter, Rott. 1813.
Luim en ernst, of verklaring en uitbreiding van eenige vaderlandsche spreekwoorden, welke van eijeren ontleend zijn, Rott. 1823, 2 st. 8o.
Zomer en Herfstvruchten, Rott. 1826, gr. 8o.
Lijkzang op Scharp, Rott. 1828, terwijl verschillende andere dichtstukken in werken van kunstgenootschappen, almanaKken, periodieke geschriften verspreid zijn, o.a. in de werken van Verscheidenheid en Overeenstemming, waarin hij meermalen het praesidium bekleedde. Hij was niet van geest ontbloot en genoot algemeene achting.
In 1811 werd hi med. dr. on overleed in Aug. 1834.
Den 25 van Wijnmaand van dat jaar sprak A. van der Hoop Junior in de letterkundige maatschappij: Verscheidenheid en Overeenstemming een redevoering uit, waarin hij van der Hulst als mensch en dichter schetste, die voorkomt in de door hem verzamelde Bijdragen tot Boeken en Menschenkennis, IVde D. IIde St.
Hij huwde in 1787 Adriana Madern, die hem overleefde.
Zie van der Hoop, t.a.p.; van der Aa, Nieuw Biogr. Anth. Crit. Woordenb., o.h.w.; Scharp, Inwijding der gehoorzaal van het Letterk. Genoots.: Verscheidenheid en Overeenstemming, Rott. 1807; Schotel, Tollens en zijn Tijd, bl. 75; Smits, Ged., bl. 26; Kunst- en Letterb 1834, D. II. bl. 81; van Cleeff, Alph Naaml. van Boek.; Mnemosyne, D. V. (1820); Kobus en de Rivecourt.