tate instructorum, qui nomine Pont. Max., Imperatoris, Regum et Rerum publicarum ad Pacem Universalem constituendam Monasterium Westphalorum et Osnabrugam convenerunt; magno studio ad vivum expressae per Anselmum van Hulle, coelo insigniorem hujus saeculi sculptorem, Antv. 1648, 1691, fol.
Deze verzameling van 48 portretten werd in 1649 nog gevolgd door eene van 78 met den volgenden titel:
Portraits au nombre de 78 des députés plenipotentiaires au traité de Munster, gravez d'après d' Anselme van Hulle de Gand, par Paul Pontius, Pierre de Jode, Corn. Galle le genre, Matthieu Borrekins, Conr. Haumans, Ant van der Does et Pierre Bailliu, 1649, in folio.
Hierop volgde in 1697 te Rotterdam bij Pieter van der Slaart:
Pronkbeelden der Vorsten en Vredehandelaars, dat is: Verbeeldingen van alle de Personaadjes die het roemruchtige Munstersche en Osnabrugsche vredeverbond hebben gesloten en uitgevoerd. Al 't zamen ten tijde der vergadering na 't leven geteekend door A. van Hulle, schilder des Princen van Oranje, Hooge gedagtenis en door de keurlijkste Mecsters dezer eeuwe in hondert een en dertig kunstplaten gesneden. Nu eerst uit de nagelaten schatten van een groot heer hervoortgebragt en nieuwlijks met eene beschrijving opgeluisterd enz., ook met den volgenden Latijnschen titel:
Icones principum, ducum et legatorum qui Monasterii et Osnabruggae pacem Europae reconciliarunt, quosque singulos ad novam imaginem expressit A. van Hulle, (Gandavensis) 1697, in fol. cum 131 iconibus aeri incisis.
Dit werk werd door Petrus Rabus met eene voorrede en verklaring in het Latijn en Nederduitsch in het licht gegeven, waarin hij meldt ‘dat thans voor het eerst dit werk verscheen, aangezien deze koperen platen verloren waren, en men ze bij het bombardement van Brussel, even na 1695, in een kelder, of eenige donkere kamer van een door het bombardement geteisterd huis vond, in een zeer verwaarloosd pak, bevattende de oorspronkelijke koperen platen, die toen, (1696), naar Holland vervoerd en door den boekhandelaar P. van der Slaart gekocht en uitgegeven waren.’ Reeds lang was dit werk, meldt Kramm, door dien titel een raadsel, namelijk, dat er nimmer te voren iets daarvan, hetzij geheel of gedeeltelijk, zou uitgegeven zijn, tot dat het mij bleek dat een gedeelte van de voornaamste vredehandelaars, reeds in 1648 te Antwerpen en nog een jaar later, ten getale van 76 (78) stuks verschenen waren, hetgeen mij in 1848, bij het tweede jubilé dezer zoo hoog gewigtige gebeurtenis aanleiding gaf tot een