Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Tweede stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1427]
| |
1782, onder voorzitting van prof. B. Nieuhoff, een philosophisch proefschrift de felici hujus mundi necessitate. Vervolgens studeerde hij te Leyden en werd predikant te Rijswijk (1787), Apeldoorn (1789) en Vlissingen (1802), waarna hij in 1803 te Utrecht werd beroepen. In het volgende jaar beriepen hem curatoren der hoogeschool aldaar tot philosophiae moralis et ecclesiasticae professor, welk ambt hij aanvaardde met een Oratio de diversis quae vera conciliat eruditio in vita hominum tam privata quam publica commodis, die echter niet uitgegeven werd, evenmin als de andere die hij hield, toen hij in 1809 het rectoraat nederlegde, getiteld: Diversitas classis hominum et status constituit solum salutis humanae societatis fundamentum. Hij was art. lib. mag. en phil. doctor, lid van het Prov. Utr. Genootschap, huwde in 1812 Susanna Christina Strick van Linschoten en overleed 8 Januarij 1822.
Zie N.C. de Fremery, Oratio de Chemiâ et arte Pharmaceut. ad maiorem perfectionem in Belgio evehendis, p. 23, 56, in Ann. Acad, Rhen. Traj. 1821-1822; Heringa, de Auditorio, p. 25, 158; Bouman, Geschied. der Geld. Hooges., D. II. bl. 424; Kobus en de Rivecourt; Cat. N. Kist, bl. 12; Boekz. 1782 b, bl. 210. |
|