ringen en veldslagen, waarvan en van de daarbij gevoegde toelichtingen Hugtenburg zich bediende; maar de naauwkeurigheid zijner voorstellingen dankte hij voornamelijk aan de mondelinge mededeelingen van zijne hoogheid zelve, die hem menigmaal met een bezoek vereerde. Met dit behulp maalde hij de krijgsbedrijven en zegepralen van dezen vorst.
Deze tafereelen, 4 voet hoog en 5 voet breed, zijn door den schilder zelven gegraveerd in de Beschrijving der veldslagen van Prins Eugenius van Savoye, den Prins van Oranje en den Hertog van Marlborough, 's Hage 1727, 2 d., fol.
Hij heeft van zijne groote bataille stukken verscheidene kleine kopijen gemaakt en onder zijn oog, en met zijn medehulp, door zijn leerlingen doen maken. De prenten van dezen meester zijn meerendeels met een vasten naald in den smaak der Audrans gemaakt. Het getal loopt tot 43 stuks, zoo naar zijn eigene schilderijen als naar die van van der Meulen, tijdens zijn verblijf te Parijs, vervaardigd. Bovendien bestaan er nog 7 stuks in de zwartkunst manier, die van de grootste zeldzaamheid zijn. Zij zijn beschreven bij Bartsch. Het Haagsche museum bezit van Hugtenburg 2 Ruiterijgevechten en een Portret van Prins Eugenius te paard, omringd van krijgsvolk; dat te Amsterdam de Bataille aan de Boyne.
Hij bezat, volgens Immerzeel, een diepe kennis van de uitwerkselen van de verschillende gemoedsbewegingen in het wetenschappelijke van het krijgswezen, zooveel als een schilder zulks behoefde. Hij was meestal woonachtig te 's Hage, waar hij ook handel in schilderijen dreef. Kort voor zijn dood ging hij bij zijne dochter te Amsterdam inwonen, en stierf in 1733 ten haren huize, een aanzienlijk kapitaal nalatende.
Zie A Houbraken, Schouwburgh, D. III. bl. 251 en J. van Gool, Schouwburgh, D. II. bl. 410; Zie Immerzeel, t.a.p.; Kramm, t.a.p.