[Femina Hugaart]
HUGAART (Femina) geb. Heems, oudste dochter van Abraham Heems en Johanna van Dalen, aanzienlijke leden van de Doopsgezinde gemeente te Haarlem; haar vader was een voornaam zijden stoffen-fabriekant, die ook de Nederlandsche dichtkunst beoefende en in den jare 1729 proeven zijner lier uitgaf, onder den titel van Bijbelpoëzy, welke meer om hare godvruchtige dan wel verhevene stemming te achten is. Uit de bovengemelde echtvereeniging werd in 1724 Femina geboren. Reeds in jeugdigen leeftijd gaf zij blijken van buitengewone schranderheid en reeds vroeg toonde zij smaak voor de Nederduitsche poëzy, die toen in Haarlem door Langendijk, Merkman, Kops, Olthof en anderen beoefend werd. Weinige proeven van haar dichterlijken aanleg heeft zij in het licht gegeven. Alleen twee op twintigjarigen leeftijd vervaardigde gelegenheidsgedichten, Heilwensch aan haren echtgenoot Gerard Hugaart, op zijn verjaar- en hun trouwdag 7 April 1745, en een Klinkdicht op het huwelijk van den eerwaarden Martinus Akkerbout, die met hare nicht Johanna van Dalen huwde, zijn tot ons gekomen. Haar eigen huwelijk werd door Langendijk en Kops bezongen. Groot voorstanderesse van het leerzaam schouwtooneel, vereenigde zij een kring van jongelieden ten einde ze de declamatie en