[Hoyte Uninga van Hoytema]
HOYTEMA (Hoyte Uninga van) zoon van Douwe Uninga van Hoytema. Hij behoorde in 1559 tot de volmagten uit de staten van het platte land van Friesland, die voor het hof uit naam hunner committenten verklaarden niet te zullen toestaan dat er eene commissie benoemd werd om met den koning over 's lands aangelegenheden te Gend te spreken, beschouwende zulks strijdig te zijn met de privilegien van het gewest; doch eindelijk, na vier malen door het hof daartoe verzocht te zijn, en nadat de volmagten der steden hunne toestemming gegeven hadden, onder akte de non prejudicio toestemden. Hij was toen grietman van Haskervijfga. In hetzelfde jaar teekende hij weder als volmagt van het platte land het rekwest tegen den kettermeester Lindanus over het verbreken van 's lands privilegien.
Hij werd in 1568 door Alva verbannen; hij schijnt zich evenwel verantwoord te hebben, want in 1573 komt hij weder voor als grietman van Haskervijfga in een brief van Robles, waarin hem bevolen wordt de zamenrotting der oproerlingen te Joure krachtdadig tegen te gaan. Van dien tijd af schijnt hij zich aan de Spaansche zijde gehouden te hebben, want men vindt hem onder de afgezetten en gebannenen door de staatsgezinden. Hij overleed in 1581 te Groningen en werd in de Aa-kerk begraven. Zijne vrouw Wik, dochter van Jan Gerbranda en Tiets van Goslinga, vertrok met haar zoon, na zijn dood naar Embden, waar beiden in het volgend jaar stierven.
Zie Upc. van Burm., Tab. Gen. Charterb., D. III. bl. 465, 738, 945; van Sminia, Nieuwe Naaml. der Grietm., bl. 352, 353.