Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Tweede stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1363]
| |
promoveerde in 1561 in de vrije kunsten, vervolgens werd hij alimnus in het pauselijk collegie, genoot aldaar het onderwijs van Michiel Baius, werd licentiaat in de godgeleerdheid, kapelaan en vervolgens pastoor van de St. Pieter- en Pauluskerk te Mechelen. In 1577 werd hij kanunnik der hoofdkerk van St. Ronsart, in 1582 aartsdiaken, vicarisgeneraal en in 1596 aartsbisschop van Mechelen. Hij overleed in 1620 in zijne abdij te Afflighem, en werd in zijne hoofdkerk begraven. Op zijn graf leest men een Latijnsch gedicht, bij Foppens bewaard. Te Mechelen hield Jacobus Janosonius s.t.d. lic. te Afflighem, Laurentius Beyerlinck canon. Antv. een lijkrede op hem. In 1607 opende hij de provinciale synode te Mechelen met eene redevoering getiteld: Oratio de causis Synodi deque abusibus Cleri et Ecclesiae Hollandiae, Antv. 1608, 1633, 8o. typis Plantinian. Mechliniae. Ook zien van hem het licht: Decreta et statuta Synodi Dioeces, Mechliniensis, Antv. 1609. Brevis ac dilucida Instructio minus exercitatorum Pastorum ac concessariorum, quorum opera in hac sacerdotum raritate est necessaria Ecclesiae Belgicae, 4o. et 12o. per XXXV Canones saepius editae iterumque, Lov. 1626, Colon. 1676. Statuta omnium Curiarum Ecclesiasticarum Provinciae Mechlinensis, 1617.
Zie Val Andreas, Bibl. Belg., p. 660; Foppens, Bibl. Belg., T. II. p. 875. |
|