[Mr. H.W. Hoving]
HOVING (Mr. H.W.) notaris te Onderdendam, later griffier van de staten der provincie Groningen, Doopsgezinde, werkte de vrijzinnigheid zeer in de hand door zijne
Christendom en Hervorming vergeleken met de Protestantsche kerkstaat bijzonder in de Nederlanden, Gron. 1816, 8o. 2de uitg., en Christendom en Wijsbegeerte, Gron. 1817, 2 st. 8o., ofschoon het waar zij dat deze werken nog meer tegen eenige kerkelijke leerstellingen bij de Hervormden dan tegen de Christelijke openbaring in het algemeen te velde trekken. Op sommige plaatsen werd hij ook niet regt verstaan, evenmin als Uilkens goed begrepen; en vele hunner bewonderaars, ook bij de Doopsgezinden, gingen verder dan zij zelven.
Hij was de partij der patriotten toegedaan, en toen Wieringa in 1787 in zijne betrekking van regter van Appingadam geschorst was, werd Hoving door de regering van Groningen in zijn plaats gesteld. Zulks was tegen den zin van het hof, dat eerst hem in den eed weigerde te nemen, doch zulks later deed. Hoving verzocht en verkreeg echter nog in hetzelfde jaar zijn ontslag.
Zie Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Groningen, enz., D. II. bl. 152; Verv. op Wagenaar, D. XIX. bl. 249, 250, 251, 253, 283.