HOVE (Johan van den) Geldersch edelman. In de geschillen tusschen Rudolf van Diepholt en Zweder van Kuilenburg, die zich na den dood van Frederik van Blankenheim (1426) den bisschoppelijken zetel van Utrecht betwistten, werd de eerste door de Hoeksche, de andere door de Kabeljaauwsche partij begunstigd. De Gelderschen werden weldra in deze geschillen gewikkeld. De verrassing van Amersfoort gaf aanleiding tot het verbond tusschen Zweder en hertog Arnold, en sedert de onderhandelingen te Buren vruchteloos waren afgeloopen, verzond Rudolf zijne ontzegsbrieven aan den hertog
[pagina 1353]
[p. 1353]
van Gelder; vele Stichtsche edelen met den graaf van Bentheim volgden zijn voorbeeld, terwijl kort daarna de Geldersche edelen, onder welke Johan van den Hove, ook de hunne aan den bisschop en het Sticht toezonden.
Zie Chron. van het Hist. Genoots., D. VI. bl. 145, 146; Nijhoff' Gedenkw., D. IV. bl. XXII. volgg.
Auteursrechtvrij