Willem van der Goes, het oog op hem wierp om diens plaats te vervullen. Zijne verkiezing had echter niet plaats, wijl deze abdij met het nieuw opgerigte bisdom Haarlem vereenigd werd. Tot schadeloosstelling gaf Philips II hem de abdij van Epternach in het Luxemburgsche, waar hij, volgens Sweertius, 6 Sept., doch volgens Paquot, 8 Oct. 1568 overleed. Op zijn sterfbed vervaardigde hij deze regels, welke men in zijn grafzerk hieuw.
Hie jacet excelsi praeceptor amoris Hovaeus,
Expectatque sui judicis ora Dei
Urna ferat flores, vernent atque omnia circum
Corpus humi cubitet, mens colat alta polos.
Hovaeus was een zeer geleerd man, die met de meest beroemde mannen van zijn tijd, o.a., met Viglius ab Aytta in briefwisseling was. Hij beoefende de geschiedenis en toonde zich in zijne historische schriften zeer waarheidlievend. Zijne Latijnsche gedichten zijn middelmatig. Peerlkamp schreef: ‘Optabile esset, ut Ovidii exemplum in scribendi et rerum elegantia fuisset secutus.’
Men heeft van hem:
Antonii Hovaei, Haecmundani, Abbatis Echternasensis electi, Zuermondius, vel de temporis nostri statu ac conditione dialogus, fortasse ob amabilem rerum varietatem non iniucundus, Leidae 1564, 12o., aan Viglius opgedragen.
De arte amandi Deum, a cessit Odarum, Hymnorum ac Precum liber, Col. 1566, 12o.
Historie van de Edele welgeborene heeren ende graven van Egmond, uyt de oude boeken bijeenvergaderd door heer Antonius Hoveus van Egmond, monnik in de selvè Abdye, ende daerna Abt tot Epternach in den lande van Luxemburg, alwaer hij anno 1568 overleden is. Als oock de lijste en korte Historie van de oude Hollandsche graven, in 't Latijn beschreven, door P.C. Bockenbergh van der Goude, nu eerst in 't Nederduitsch vertaeld, Haarlem, bij P. Casteleijn, 1664, 4o.
B. Huydecoper en na hem J. Koning bezaten in hs.:
Die Chronycke ofte Historye der Eedele en welgeboren heeren ende baronnen van Egmont, op het corste wt die oude boucken cortelinge gevonden in de abdye van Egmont door Anthonio Houen, medebroeder derselver Abdye. Ende van daar gemaekt Abt tot Epternaken, ende is daer gerust Abt wesende, fol.
Deze chronyk eindigt met den jare 1589 en is omstreeks dien tijd zeer duidelijk op papier geschreven.
Mogelijk is het hetzelfde als dat, waarvan prof. Kist