nalatenschap van wijlen Geraert Brandt en zijne zonen Kasper en Johannes Brandt herkomstig en onder mij berustende, bevindt zich een blad in folio, beschreven met de hand van Kasper, den schrijver van het leven van Grotius. Dit blad nu behelst een gedeelte of wel den aanvang van het verhaal van zijne ontkoming, en komt, wat de laatste helft betreft, overeen met hetgeen daarvan in het gedrukte werk te lezen is; doch de eerste helft meldt de aanleiding om op de list te denken, waarvan het gedrukte geen woord rept. Elsje namelijk komt daarin voor, als vertellende aan de Groot en zijne vrouw, dat zeker vader aan zijne dochter den omgang verbood met eenen jongman, die bij haar den vrijer speelde, en, staande de verkeering, door eene bankbreuk schade geleden had; doch dat de gelieven den vader door een list verschalkten. ‘De dochter (dus luiden de woorden van Brandt) hem liefhebbende en niet willende verlaten, maakte telkens gelegentheid, om hem ten huize van een zekere weduwe, een van haar beste vriendinnen te spreken, welke weduwe uitvond hem in een koffer te doen, en, voorgevende eene reis naar buiten te willen doen, den vader van de vrijster te verzoeken, dat koffer te willen bergen, 't geen toegestaan zijnde den verliefden jongman den weg baande om met het koffer in huis en op de vrijsters kamer te geraken. Op het hooren van deze vertelling (zoo vervolgt Brandt) beginnen de heer de Groot en zijne vrouw te lagchen; 't geen Elsje ziende, haren heer te gemoet voerde: Ik weet wel waarom gij lacht, gij zoudt ook op zulk een wijze met een koffer, wel uit dit kasteel gedragen willen zijn. Hierop begon de vrouw van de Groot dit stuk met haar gemaal te
overleggen enz.’
Elsje volgde de Groot naar Parijs, waar zij meer als vriendin dan als dienstmaagd werd bejegend. Maria van Reigersberg maakte meermalen in hare brieven van haar gewag.
Zij huwde 10 Aug. 1625 te 's Hage, waar zij toen woonde, met Willem van de Velde, bij wien zij kinderen had.
Er bestaan monographiën van Elsje, waarin echter niets meer voorkomt dan de geschiedenis mededeelt. Ook is zij meermalen bezongen en hare trouw en moed op het tooneel gebragt door Frederik Duym in de dry deelen van Huig de Groot enz., Amst. 1762.
Zie, behalve Brandt, Burigny en andere levensbeschrijvers van Grotius, Iets ter verbetering der naamstelling onder de portraiten van Willem van der Velde on Elsje van Houwening, zoo als dezelve zijn geplaatst in den Almanak voor het Schoone en Goede voor 1822,