[Jan Uten Houte]
HOUTE (Jan Uten), afkomstig van eene familie, welke verscheidene eeuwen te Etten gebloeid heeft. Hij komt bij Jan van Heelu als een kloek ridder voor. Toen heer Jan van Cuik, in gemeld jaar, met Dirk van Heusden, Jan van Heesbeen en Arnout van der Sluis (dit geslacht bloeide te Drongelen op de ridderlijke hofstede den Eijmer), ten behoeve van den hertog van Brabant, Thiel bezet hield, en de graaf van Gelre door zijne leenmannen zich in het bezit van die stad wilde stellen, gaf dit aanleiding tot veelvuldige kleine gevechten, waarin Jan Uten Houte, die met eene sterke en kloeke schaar soldaten uit het land van Breda kwam opdagen, de schaal deed overslaan ten voordeele van den hertog van Brabant. Deze heldenmoed kostte Jan Uten Houte de vrijheid, die door de Gelderschen gevangen, in den kerker overleed. Zijn zoon en opvolger was Jan Uten Houte, ridder, die zich van den Houte schreef. Hij huwde Catharina van Brecht en overleed 4 Jan. 1360.
Zie Jan van Heelu, Slag van Woeringen, vs. 2911, 3054; Hermans, Geschiedk. Mengelw., D. II. bl. 249 volgg.