hij geneerde zich met schoenmaken om de gemeente niet tot last te zijn. Gedurende zes jaren predikte hij zoo aldaar als te Vlissingen tot dat het prediken te Middelburg in Maart 1567 werd gestremd. Toen begaf hij zich naar Norwich in Engeland, vanwaar hij een troostbrief aan zijn gemeente schreef, die weleer in bezit was van den hoogleeraar Boxhorn. Den 27 Mei 1568 werd hij door Alva gebannen en na het overgaan van Middelburg keerde hij derwaarts terug. Waarschijnlijk heeft hij reeds 7 Maart 1574 opentlijk gepredikt, doch hij stierf reeds in het volgende jaar en werd den 24 Julij 1575 begraven. De lasterzucht verspreidde dat hij in zijn uiterste zich zou hebben beklaagd, dat hij de ware leer tegen zijn conscientie niet had geleerd, waarover de kerkeraad van Yarmouth in Engeland te Middelburg onderzoek deed. Hij was een bezadigd en verstandig man, waarvan hij bij gelegenheid van de beeldenstorm, die hij zocht te voorkomen, blijk gaf. Hij liet een weduwe met twee kinderen na.
Zie Smallegange, Chron. van Zeel., bl. 768; Boxhorn, Chron., D I. bl. 169, op Reigersberg, Chron van Zeel., D. I bl. 169; Hommius, Staats-Vlaand., bl. 117; Nederl. Rust en Vrijheid, bl. 30; Zeeuwsche Buyse, bl. 117; Oudhed. en Gesticht. van Zeel., bl. 57; J. van Iperen, Redev. over Miggrode, Bijl. B., bl. 97; 200jarig jubelfeest, bl. 122; J.W. te Water, Hist. Verh. der Reform. van Zeel., bl. 20, 67, 83, 84, 90, 134, 135, 180; 's Gravesande, Tweede Eeuwgetijde der Middelb Vrijheid, bl. 12, 30, 34, 40, 55, 60, 116, 429, 437, 442, 462, 485; Vrolykhert, Vliss. Kerkh., bl. 1, 2; Wesembeek, Staat der Religie, bl. 143, 144; Burgundius, Hist. Belg., Lib. III. p. 217; Sent. van Alva, bl. 63, 66, 102, 104; Lijst der Predik te Middelburg, bl. 1; van Wijn, Vervolg op Wagenaar, Vad. Hist., D. VI. bl. 56, 57; Nalez, D. I bl. 259.