Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 8. Tweede stuk
(1867)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1218]
| |
Brussel was, werd de raad van state in 1576 gevangen genomen. Hij was een jong edelman, vol van het vuur der jeugd en brandende van ijver voor de zaak welke hij voorstond. Jammer slechts dat zijne gevoelens niet altijd standvastig waren, want eerst stelde hij alles in het werk tot het bevorderen van de zaak der vrijheid, daarna verliet hij ze en plaatste zich met eenige anderen aan het hoofd der misnoegden. Doch ook in dien afval was hij onstandvastig; welhaast trad hij op nieuw in onderhandeling met de bondgenooten, maar deze laatste aanslag kostte hem het leven. Eenige Nederlandsche edelen, die zich met den koning verzoend hadden, ontdekten zijn verraad, maakten zich van hem meester en leverden hem aan Parma over. Deze listige veldheer stelde, onder stille toejuiching van de verdeeldheid der edelen, de vrucht zijner staatkunde, den ligtzinnigen van Hoorn te regt, en op den 8 November 1580 eindigde hij te Quesnoy door beuls handen het leven, van weinigen beklaagd, van velen gehaat. Strada, hoewel geen regt doende aan zijne kloekmoedigheid, zegt niet onjuist van dezen edelman: ‘superbo juvenis ingenio et commutabili, quique semper alibi, quam quo loco erat, esse mallet.’
Zie Strada, de Bello Belg., p. 71; de Jonge, Unie van Brussel, p. 41, 181-190; Wierbitzky, de Tachtigjarige Oorlog, D. II. bl. 604, 605, D. III. bl. 49, 144, 211, 247, 249, 416; Points et Articles des charges propaées contra G de Hornes, Seigneur de Heze, avecq la sentence criminelle et capitale sur i celles rendue Mars 1580, 12o. |
|