school geheel in naar die van Leyden, en wanneer geen der leerlingen tot de akademische lessen bevorderd werd en geen redevoering werd uitgesproken, was hij zelf gewoon er een te houden. Zoo sprak hij in 1823 De laudabili utilissimaque Majorum instituto, quo discipulorum in gymnasiis promotiones praemiorumquo distributiones publica festivitate celebrantur, en drie jaren later huldigde hij de nagedachtenis van den curator R.P. Vermeulen (Memoria viri amplissimi R.P. Vermeulen, Curatoris Gymnasii). Ofschoon nu voornamelijk zijnen ijver aanwendende tot het welzijn der jeugd, trachtte hij echter ook in andere opzigten zijne medeburgers tot nut te verstrekken. Zoo hield hij in de Maatschappij van het Nut van 't Algemeen, waarbij hij vele jaren de betrekking van scriba waarnam, vele redevoeringen, meest van een satyrischen aard, in den geest van Fokke Simons, hetgeen hem dikwerf in onaangenaamheden bragt.
Na acht jaren aan het hoofd van het Bommelsch gymnasium gestaan en het tot zoo hoog een trap als het nimmer gestegen was gebragt te hebben, werd hij tot rector der Latijnsche school te Delft benoemd, en aanvaardde dien post in Sept. 1830, met eene redevoering De puerorum educatione e sententia Platonis.
Later hield hij bij de opentlijke promotiën nog twee redevoeringen, in Aug. 1831, Nostrates qui in Academiis artes et scientias lingua latina doceant prudentius agere quam exteros ad exemplum Thomasii vernacula lingua utentes, en in 1832, De vi et efficacia promotionum Scholasticarum ad excitandam Discipulorum ambitionem.
Hoogvliet had, zoo door zijn uitstekend onderwijs als door zijn schriften, die hij bezig was met eene nieuwe uitgaaf der Epistolae Ciceronis te vermeerderen, een grooten naam verworven, toen hij den 25 Julij 1835, in de kracht van zijn leven overleed, eene treurende weduwe (Anna Grevelink) en drie zonen nalatende.
Hij gaf in het licht:
Specimen philosopho criticum, continens diatriben de Bione Borysthenita, Lugd. Bat. 1821, 4o.
Oratio de veterum scriptorum lectione utilissima ad haurienda decori praecepta, Tielae 1821.
Verhandeling behelzende een uitvoerige schets des vertoogs van Plutarchus over de nieuwsgierigheid, voorafgegaan van eenige aanmerkingen over den schrijver zelven, (geplaatst in de Fakkel D. V. bl. 121-156.
Oratio de perspicuitate praecipua literarum doctoris virtute, Bommeliae 1825.
Redevoering ter inwijding van het gebouw des Departements