[Dirk of Theodoor van Hoogstraten]
HOOGSTRATEN (Dirk of Theodoor van) kleinzoon van François van Hoogstraten (geb. 16 September 1541, gest. 1632), zoon van Hans of Jan van Hoogstraten (geb. op St. Matthijs-avond 1568) en van Janneke van Walen, werd in 1596 te Antwerpen geboren. De geloofsvervolgingen drongen Hans van Hoogstraten, die de belijdenis der Doopsgezinden was toegedaan, naar Dordrecht de wijk te nemen. Hier bestelde hij zijn zoon bij een goud- en zilversmid en liet hem onderwijs geven in het teekenen en graveren, waarin hij blijkens een nog voorhanden ecce Homo en het portret van Johannes Becius, predikant te Dordrecht (1626), groote vorderingen maakte. Daar de Duitschers toen de Nederlanders verre in het vergulden van zilver overtroffen, ging hij na zijn vaders dood (14 Maart 1605. Zijne moeder overleed in 1622) naar Duitschland, om zich aldaar in die kunst te oefenen. Hier geraakte hij in kennis met eenige Nederlanders, die hem bewogen zich geheel aan de schilderkunst te wijden. Hij zette zich te Dordrecht neder en verwierf onder zijne tijdgenooten eenigen naam. Zijne stukken munten uit in natuurlijke nabootsing der oorspronkelijke voorwerpen, waarvan door zijn zoon Samuel een treffend voorbeeld gegeven wordt (Inleyd. tot de Schilderk. bl. 70.) Behalve eenige niet onverdienstelijke schilderstukken, zijn sommige zijner kernachtige gezegden en nuttige wenken voor jeugdige kweekelingen van Pictura in de werken van dezen zelfden zoon bewaard gebleven. In 1632 woonde hij te 's Gravenhage, doch hij zette zich in Aug. 1640 te Dordrecht neder, waar hij niet minder om zijn talent dan om zijne godsvrucht geëerd werd. Reeds in December van dat jaar overleed hij, bij zijne vrouw Maeiken Isack Hendrickxs Connings drie zonen en vier dochters
nalatende. Bij zijne afstammelingen te 's Hage wordt het door hem geschilderde portret van zijn grootvader François bewaard.
Zie Kok, Vad. Woordenb., D. XXI. bl. 57, die hem verkeerdelijk Jacob noemt; Houbraken, Schouwb. des Schilders, D. I. bl. 158 en volgg.; J.C. Weyerman, Levens der Schilders, D. I. bl. 386 volgg.; Immerzeel, Lev. en werk. der Holl en Vlaams Kunstschild., D. II. bl. 53; Kramm, Lev. en werk, der Holl. en Vlaams.