Heinsius, Hooft, Huygensen Grotius zeer werden geprezen, doch niet gelijk Witsen Geijsbeek, van Kampen en prof. Siegenbeek willen, in het Nederduitsch zijn overgebragt. Zijne nagelatene mss. gedichten zijn in het bezit van het geslacht van van den Honert gebleven, tot op Cornelis de Witt, heer van Jaersveld, een groot kooper van boeken, van welke hij naderhand wederom een gedeelte verkocht. In de door hem aangelegde verkoopingen stopte hij van tijd tot tijd de handschriften van Rochus van den Honert, die alzoo in bezit van de heeren van Braam, Hoeufft en Schull zijn gekomen. De laatste was van plan de Epigrammata van van den Honert in het licht te geven. Hoeufft bezat, behalve de handschriften der beide genoemde tragoediën nog 49 Epigrammata 1616-1631 en Selectiores numi, sive calculi, a celsis et praepotentibus Ordinibus Generalibus et Particularibus Foederati Belgii ab anno 1555 usque ad annum 1609 cusi, epigrammate explicati, waarop Huygens een Epigram vervaardigde.
Het blijkt uit dit handschrift dat hij een beminnaar der penningkunde was, dat door van Loon en Collot d'Escury bevestigd wordt.
Van den Honert was in briefwisseling met de geleerdste mannen en beroemdste dichters van zijn tijd en wisselde ook verzen met de laatste; zooals met Grotius, Barlaeus, Heinsius, van Beaumont, Sevecote, die zijn Tragoedia Maria Graeca aan hem opdroeg, Huygens, Hooft, die zoo grooten prijs op zijn oordeel stelde, dat hij hem de afgewerkte stukken zijner Nederlandsche historiën, vóór de uitgave, ter lezing en beoordeeling zond. Ook was hij zeer bevriend met den beroemden G.J. Vossius en Cunaeus. Hij huwde Margaretha Hallineg, gezegd Pauli, die hem 6 kinderen schonk, die bij Balen, Beschrijv. van Dordr. bl. 1274 worden opgenoemd. Hij overleed te 's Hage, niet gelijk Witsen Geysbeek wil den 30 Januarij 1631, of Scheltema meldt 30 Januarij 1658, maar den 30 Januarij 1638.
Zie Balen, Beschrijv. van Dordr., bl. 214, 1274, 1275; Valer. Andreas, Bibl. Belg., p. 748; Foppens, Bibl. Belg., T. II. p. 1079; Biogr. Univ., T. XX. p. 515; Kok, Vad. Woordenb., D. XXI. bl. 18, 19; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 472; Capellen, Gedenkschr., D. I. bl. 611; Vreede in het Mengelw. van het Jaarb. v.d. Regt. Magt 1839, bl. 40; Aitzema, Saken van Staet en Oorl., D. I. bl. 601, 603-647, 708-715, D. II. bl. 233; Wagenaar, Vad. Hist., D. X. bl. 388, D. XI. bl. 65, 213; van Wijn, Nalez. over de Vad. Hist., D. XI. bl. 12; Wicquefort, l'Ambassad. et ses fonct., T. I. p. 417, 447, 499; Brandt, Hist. der Ref., D. III, bl. 23; Glasius, Gesch. der Syn. te Dordr., D. III, bl. 15, 24-26, 278, 279, 289, 291, 293, 842; Tideman, Ged.