[Gerardus Puppius Hondius]
HONDIUS (Gerardus Puppius), zoon van den vorige, werd te Hoorn geboren. Den naam Puppius had hij van zijn moederlijken grootvader Gerardus Puppius, van 1625-1665 predikant te Hoorn. Hij zelf bekleedde het leeraarambt te Zuidzijpe (1688), Oostzaandam (1691), Nijmegen (1698), Hoorn (1703-1707) en te Amsterdam, waar hij den 9 Maart 1740 stierf. Hij beoefende de Nederduitsche dichtkunst, blijkens zijn gedicht vóór D. Willink, Lusthof van Christelijke Dank- en Bedezangen.
Zijn zoon Henricus werd in 1744 predikant te Castricum en Heemskerk en in 1747 te Broek en Waterland.
Zie Kok, Vad. Woordenb., D. XXI. bl. 20; Abbing, Vervolg der Beschrijv. van Hoorn, bl. 91; Heringa, Naaml. van Dicht., bl. 52; Wagenaar, Beschr. van Amst.; Croese, Kerk. Reg. van Amst., bl. 149; Paauw en Veeris, Kerk, Alphab., bl. 102; Muller, Cat. van Portr.