[Melchior de Hondekoeter]
HONDEKOETER (Melchior de), zoon van den vorige, werd in het jaar 1636 te Utrecht geboren. Hij woonde eerst te 's Hage, waar hij in 1659 lid was der confrerie kamer van Pictura. Toen hij aldaar als lid een stuk moest geven, was het een Zeestukje met eenige schepen, hetwelk hij den 7 April 1661, met kennis der regenten terugnam, en in plaats er van een stukje met twee doode vogels tegen een muur hangende, stelde. Dit stukje vereerde hij 2 Junij 1663 aan de kamer, en het was waarschijnlijk dat hij zich toen te Utrecht vestigde. Hier legde hij zich op het schilderen van uit- en inlandsche vogels, waarin hij zijn vader en oom, J.B. Weeninx, tot leermeesters had, en waarin hij zoo uitmuntte, dat Europa hem den eeretitel gaf van de Raphaël der dieren. Immerzeel schreef: ‘Paauwen, fazanten, kalkoenen, hoenders en andere vogelen, zoo levend als dood, schilderde hij met een meesterlijk penseel. Zijne ordonnanties zijn gevarieerd en rijk; zijn koloriet is waar en schoon. Het zou bezwaarlijk zijn de natuur naderbij te komen. Er behoorde eene levendige verbeelding en een poëtische geest toe, om, zooals hij deed, het pluimgedierte in zijne verschillende bewegingen en neigingen voor te stellen. Men vindt aangeteekend dat hij een haan bezat, dien hij had weten te leeren hem tot model te dienen, met uitgebreide vleugelen, en dat hij naar keuze met zijn maalstok denzelven wist te stellen naar dat hem zulks in zijne ordonnanties te pas kwam. Ook had hij een groote verdienste in het schilderen van viervoetige dieren.’
Op het rijks museum te 's Hage en te Amsterdam vindt men verscheidene stukken van zijn penseel. Te 's Hage twee stukken met verschillend gevogelte; een dito waar een raaf van zijne vederen beroofd wordt en een Gezigt der diergaarde van koning Willem III op het Loo; te Amsterdam twee stukken met levende vogels; een Bloemstuk met verscheiden planten, vogels en kapellen; een stuk met dood wild; eene afbeelding met papegaaijen, andere vreemde vogels en apen; een landschap met een dooden reiger aan een tak van een boom hangende, doode eenden, patrijzen, een tak van een boom hangende, doode eenden, patrijzen, een gans en jagtgereedschap; een pendant met fazanten, haas, paauwen enz., en eindelijk een gezigt op eene hofstede met een pelikaan en nog eene menigte uitlandsche vogels.